Leerhuis van de kerkvaders

'Uw stille en zachtmoedige blik heeft mij aangetrokken’ – De liefde voor Christus bij de H. Silouan de Athoniet

Colloquium over de Christusliefde in de vroege Kerk, 10-12 november 2016, Drongen. – Leerhuis van de kerkvaders i.s.m. CCV in het Bisdom Gent en de orthodoxe parochie van de H. Andreas te Gent.

Door Sr. Magdalen van Maldon

“Steeds heb ik U gekwetst en verdriet gedaan. Maar zodra ik mij tot U wendde, hebt Gij, Heer, mij verleend om Uw grote liefde en onmetelijke goedheid te leren kennen. Uw stille, zachtmoedige blik heeft mij aangetrokken.

De citaten die volgen zijn overgenomen uit een Nederlandse uitgave:
Archimandriet Sophrony, de Heilige Silouan de Athoniet, uitgeverij Axios, 1998.

Moeilijk te beschrijven

Hoewel Staretz Silouan een eenvoudige taal spreekt, toch komt elke zin voort vanuit een diep geloof en inspiratie. Zij is de vrucht van zijn lange ervaring. Als hij dus spreekt over het grote mysterie van Gods liefde, en hoe moeilijk het is hierover te schrijven, mogen wij dit niet louter toeschrijven aan zijn gebrek aan vorming. (terzijde: zijn vorming ging verder in het klooster, vanuit de diensten en de dagelijkse lezing.) Hij vormt een echo met de grote asceten van weleer en met de grote theologen. Zo horen we tal van zinsneden die aan de Heilige Johannes Climacus en aan Maximus de Belijder doen denken.

“Vreze en beven bevangen mijn ziel, wanneer ik wil schrijven over de liefde van God. Mijn ziel is arm en ik heb geen kracht om de liefde van God te beschrijven. Mijn ziel is bevreesd en tegelijkertijd wordt zij meegesleept om tenminste enkele woorden over de liefde van Christus op te schrijven. Mijn geest bezwijkt als ik dit schrijf, maar de liefde dwingt mij ertoe”.

“O liefde van de Heer, geen kracht is voldoende om haar te beschrijven, want zij is onmetelijk groot en wonderbaar”.

1. Wij hebben lief, omdat Hij ons het eerste heeft liefgehad (1 Joh 4,19)

De liefde van God komt van het kennen van de liefde van de Heer voor ons. En 'kennen’ is hier in de Bijbelse zin van 'ervaren’ te verstaan.

“Eén blik op de Heer, en de ziel wordt overstroomd door de liefde van de Heer; deze liefde en de zoetheid van de Heilige Geest veranderen haar volkomen”.

“O Heer, schenk hun uw genade, opdat zij U in vrede en liefde mogen leren kennen en liefhebben” (citaat van een gebed van de H. Johannes van Kronstadt).

“Mijn ziel smacht naar de Heer, en onder tranen zoek ik Hem. Hoe zou ik U niet zoeken? Want Gij zocht mij het eerst en hebt mij gevonden en hebt mij laten genieten van Uw Heilige Geest, en mijn ziel kreeg U lief”.

Waarom hunkert hij naar de Heer? Omdat hij de grootste genade bij het begin van zijn ascetisch leven had gekend – en als God deze genade verleent en het toelaat dat die persoon blijft leven om getuigenis te geven van de Heer aan zijn medemensen – moet de genade worden verminderd. Dit is een ongewoon verloop van de dingen, en Vader Sophrony zegt dat dit het meest pijnlijke (verloop) is. Zo’n persoon voelt steeds gemis, zoals een kind dat zijn moeder verloren heeft.

“Gij hebt medelijden gekregen met mij en Gij hebt Uw Gelaat aan mij getoond, en nu hunkert mijn ziel naar U, Heer; zij vindt in niets rust, dag en nacht, en ik ween zoals een kind dat zijn moeder verloren heeft “.

“Of zal ik het vergelijken met het wenen van een moeder die haar enige, geliefde zoon heeft verloren en die uitroept: “waar ben je geliefde vrucht van mijn schoot, waar ben je mijn vreugde”?
Op deze wijze, en met nog meer pijn smacht de ziel naar de Heer wanneer zij de genade en de zoetheid van de goddelijke liefde verliest. “Waar zijt Gij, mijn barmhartige God, waar zijt Gij nimmer ondergaand licht, waarom hebt Gij U voor mij verborgen en zie ik Uw zachtmoedig en stralend Aangezicht niet meer?”.

Gewoonlijk wordt een dergelijke genade slechts op het einde van het leven verleend, of zelfs na de dood; Voor ons die nog wachten op het zien van het Aangezicht van de Heer, is het een troost dat de pijn van het verlangen een vorm is van liefde.

“Heer, hoezeer hebt Gij uw schepsel lief?
Mijn ziel kan Uw rustige, zachtmoedige blik niet vergeten
Heer, heel de dag en heel de nacht is mijn ziel U indachtig, en ik zoek U.
Uw geest sleept mij mee om U te zoeken, en de gedacht aan U verblijdt mijn geest.
Mijn ziel heeft u lief gekregen, zij verheugt zich dat Gij mijn God en mijn Heer zijt, en tot tranen toe verlang ik naar U”.

Let op de vreugde die opklinkt midden in de smart.

2. Wie niet liefheeft kent God niet, want God is liefde (1 Joh 4, 8)

“Liefde brengt het bestaan van de liefhebbende persoon over naar de beminde, en hij neemt het leven van de beminde aan” Arch. Sophrony, Truth and Life p. 25

“Als gij mij niet door Uw liefde had aangetrokken, zou ik U niet zo zoeken zoals ik U zoek; maar Uw Geest heeft U aan mij doen kennen, en mijn ziel verheugt zich omdat Gij mijn God en mijn Heer zijt”.

Ware theologie is het aanschouwen van Christus als God en van de Heilige Drie-Eenheid, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Het visioen van de Heilige Silouan en al wat hij schrijft, bevestigt deze rechtgelovigheid (zie hoger: “... en verheugt zich omdat Gij mijn God zijt en mijn Heer”). Theologische begrippen worden door de heilige Silouan uitgedrukt in de vorm van een beschrijving van overgedragen ervaring.

“De Heilige Geest leert ons de goddelijke liefde kennen, en deze liefde is van de Heilige Geest. Het is een wonder: door de Heilige Geest leert de mens zijn Heer en Schepper kennen”.

In deze zin is de theologie van de vergoddelijking en van de goddelijke energieën besloten. Gods leven – Zijn overvloedige liefde – wordt door God meegedeeld aan de mensen.

“De Heilige Geest is liefde; deze liefde is uitgestort in de zielen van alle heiligen (...) in de hemel, en dezelfde Heilige Geest leeft op aarde in de zielen van degenen die god liefhebben”.

De mens weet dat deze liefde van een ongeschapen natuur is door haar 'smaak’ zoals de H. Silouan op menige plaats zegt. Kennis en liefde moeten als identiek worden beschouwd.

“Gij, ons Licht, verlicht de ziel om U onverzadigbaar te beminnen”.

We hebben gezien dat God ons de liefde voor Hemzelf geeft. Als God niet de H. Drie-eenheid was, maar slechts één persoon, zou dit gelijk staan met zelfverheerlijking. Maar het zijn goddelijke Personen die ons dezelfde liefde brengen, die liefde die Elk van hen heeft voor de Anderen , voor de Vader, de Zoon en de Heilige Geest: de NEDERIGE liefde.

“De Heer heeft ons niet alleen achtergelaten (Joh 14,16) zoals een moeder bij haar sterven haar kinderen als wezen achterlaat, maar Hij heeft ons de Trooster, de Heilige geest geschonken, en Hij brengt ons ertoe God lief te hebben”.

Het is gemeenzame genade van de H. Drie-Eenheid die ons met de goddelijke liefde aanraakt, die eeuwig de band is tussen de Vader, de Zoon en de heilige Geest, één in wezen.

“Als de genade in ons is, brandt onze geest en strekt hij zich dag en nacht uit naar de Heer, want de genade zet de ziel ertoe aan God lief te hebben. Nu zij ertoe gebracht is Hem lief te hebben, kan zij zich niet meer van Hem losrukken – nooit kan ze genoeg krijgen van de tederheid van de Heilige Geest. En er is geen einde aan de liefde van God”.

“De genade van God geeft de kracht om de Beminde lief te hebben; en mijn ziel wordt onophoudelijk ertoe getrokken om te bidden en zij kan de Heer, zelfs voor geen seconde vergeten”.

Zo kunnen we vragen:

“O Heer, Gij ziet hoe machteloos mijn ziel is zonder Uw genade en dat zijn nergens rust vindt. Geef Gij, die onze vreugde zijt en onze hemelse Vader, ons de kracht om U lief te hebben”.

“O Heer, verleen ons de liefde die heel het heelal omvat. O, Heilige Geest, woon in onze zielen opdat wij allen eenstemmig de Schepper mogen verheerlijken, Vader, Zoon en Heilige Geest”.

3. Liefde laat geen ruimte voor vrees, want de volmaakte liefde drijft de vrees uit (1Joh 4,18)

Vrees is een energie van onze natuur om ons te beschermen. We vrezen pijn, gevaar en dood en dan streven we ernaar te vermijden wat ons schaadt. Goddelijke liefde overstijgt zelfs deze vrees.

“Zolang de goddelijke genade zich niet heeft laten kennen, vreest de ziel de dood. De ziel vreest ook God, omdat zij niet weet hoe nederig, zachtmoedig en barmhartig Hij is. Want niemand kan de liefde van Christus begrijpen voordat hij de genade van de Heilige Geest heeft geproefd”.

“Toen de Heilige Andreas met de dood aan het kruis werd bedreigd, bleef hij verkondigen en hij zei: “Als ik het kruis vreesde, zou ik het niet verkondigen.
Op deze wijze traden alle apostelen en later de martelaren en weer later de heilige asceten de kwellingen van het lijden tegemoet. En dit alles omdat de Heilige Geest die zoet en genadevol is, de ziel aantrekt om de Heer lief te hebben, en door de zoetheid van de Heilige Geest verliest de ziel haar vrees voor lijden. Vele heilige martelaars hebben in hun lijden de Heer en zijn hulp leren kennen”.

Dit is geen transcendentale techniek of mentale gymnastiek, die leiden naar een zekere onverschilligheid ten aanzien van iemands toestand. Veeleer is het “wanneer de ziel nederig is en de goddelijke geest in haar is, de mens op gezegende wijze zich verheugt in de liefde van God. Wanneer zij de barmhartigheid van de Heer voelt, vreest de ziel verder niets meer – geen enkel ongeluk op aarde…”.

“Hoe overvloedig is de genade van de Heilige Geest in de monniken, dat zij kalm kunnen blijven tijdens zo’n grote aardbeving waarvan heel het reusachtige kloostergebouw trilt, (...) En ik dacht: “De ziel die de Heer heeft leren kennen, is voor niets bevreesd, behalve voor de zonde en vooral de zonde van hoogmoed. Zij weet dat de Heer ons liefheeft, en als Hij ons liefheeft, waarvoor zouden we dan beducht zijn”.

“De H. Antonius heeft gezegd: “Ik vrees de Heer niet langer, maar ik heb Hem lief”. Hij zei dit omdat zijn ziel overstroomd was met de genade van de Heilige Geest, die van dezelfde liefde getuigde, en dan kan de ziel niet anders spreken.
Maar aan een ziel die een dergelijke genade niet bezit, leren de heilige Vaders het berouw; en het berouw staat niet ver van de liefde. Zijn komst hangt af van de eenvoud van hart en van de nederigheid”.

De werkelijkheid van een nederige blik op zichzelf leidt tot een waarachtig inzicht in God zoals Hij werkelijk is. Dat brengt ons tot de paradox, zo goed uitgedrukt door de H. Maximus: “De vreze Gods is het resultaat van het geloof in God“. Ongelovigen beweren dat wij God uitvinden om vrees te vermijden en dat wij zonder die vrees onze God niet zouden uitvinden.

4. Liefde brengt 'vreze’ voort; 'vreze’ is een teken van liefde

“Gij ziet, o Heer, hoe zwak en zondig de ziel van een mens is; maar in Uw ontferming geeft Gij aan de ziel de kracht om U te beminnen. En (daaruit volgend) is de ziel bevreesd om de nederigheid te verliezen die de vijand haar tracht te ontnemen, want dan zal Uw genade de ziel verlaten”.

“Geef ons Uw heilige 'vreze’, zoals de cherubijnen voor u beven èn U liefhebben”.

“O Heer, verleen mij Uw nederigheid, opdat ik vervuld worde van Uw liefde en Uw heilige vrees in mij wone”.

Wat de H. Silouan hier zegt wordt uitgelegd door de paradox: “De ziel die de Heer heeft leren kennen vreest niets, alleen de zonde”.
Hij herhaalt deze gedachte in zijn nota’s: “De Heer heeft ons lief en daarom hoeven we niets te vrezen behalve de zonde”.

“De ziel die God heeft leren kennen, zal zich in alles aan zijn wil overgeven, en in 'vreze’ en liefde voor Hem leven. In liefde omdat de Heer liefde is; in vreze, omdat zij ervoor beducht moet zijn God niet te kwetsen door één of andere slechte gedachte”.

De vreze des Heren is een noodzakelijke voorbereiding op de 'grote liefde’.

“De vreze om God door iets te krenken, dat is de eerste graad van liefde.
Je geest rein bewaren tegen opdringerige gedachten, dat is de tweede graad van liefde, die groter is dan de eerste.
De aanwezigheid van de genade in je ziel voelen, dat is de derde graad van liefde, die nog groter is.
De vierde graad – de volmaakte liefde voor God – dat is het bezitten van de genade van de Heilige Geest, zowel in ziel als in lichaam. Het lichaam van een dergelijk mens wordt geheiligd en de aardse resten worden relieken. Dat is het wat gebeurt met de martelaren, de profeten en de eerbiedwaardige Vaders”.

En de heilige Silouan tot zichzelf:

“Ik heb slechts zonden meegebracht naar het klooster en ik weet niet waarom de Heer mij, toen ik nog een jonge novice was, zo overvloedig de genade van de Heilige Geest schonk, zo overvloedig dat ik in ziel en lichaam van deze genade was vervuld. En deze genade leek op de genade van de martelaren en mijn lichaam hunkerde ernaar voor Christus te lijden”.

Hij is zich bewust dat dit een hoge graad is van genade.

“Des te volmaakter de liefde, des te volmaakter de kennis. Er bestaat geringe, middelmatige en grote liefde. Wie de zonde vreest, die heeft God lief. De mens met een zachtmoedig hart heeft Hem meer lief. Wie in zijn ziel licht en vreugde draagt, die heeft Hem nog meer lief; maar wie de genade in zijn ziel en lichaam draagt die kent de volmaakte liefde. Dat is de genade die de Heilige Geest aan de martelaars gaf en zij hielp al het lijden dapper te dulden”.

God vrezen is niet iets ziekelijks (we zagen reeds dat het niet tot een depressie leidt). Het bevat iets als vreugde, minstens in de vorm van hoop. “De vreze des Heren is rein, houdt stand tot in de eeuwen der eeuwen“ (ps 18,10 LXX), is een natuurlijke uitdrukking van de wet van ware tederheid, en het is door deze 'vreze’ dat de heiligen altijd de levensregel en de praktijk van de liefde intact bewaren, zowel de liefde voor God als die voor elkaar. (St Maximus de Belijder, Commentaar op het Onze Vader.)

“Kinderen, liefde wordt herkend aan haar vruchten: wanneer wij in de liefde van God blijven, de zonde vrezen, en onze zielen in vrede zijn en blij, en we voelen hoe we steeds aan God denken en we onze gebeden verlangen te zeggen en onze zielen goede gedachten hebben”

Merk de nadruk die beide heiligen leggen: hoe het voortduren en de standvastigheid inherent zijn aan de liefde: 'houd altijd intact’, 'blijven’, voortdurend’. Dit wordt vastgehouden door de 'vreze’, niet door het kunstmatig opwekken van gevoelens.

5. Liefde die elk verlangen overstijgt (Ikos 7 van de Akathist-hymne)

“Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem” (1Joh 2,15).

Liefde voor God gaat boven de liefde voor de wereld. Dàt is het wat het hart van de ware monnik vervult.

“Ook al is de wereld mooi, toch worden mijn gedachten door niets aards in beslag genomen. Mijn ziel verlangt slechts naar de Heer. Wanneer de ziel God heeft leren kennen, dan kan niets op aarde haar nog voldoening schenken, maar zij streeft voortdurend naar de Heer.
De wereld is vergeten, alsof zij is achtergebleven, en de ziel wil niet aan haar denken, want er is geen zoetheid in haar. Zo vergaat het de ziel die de zoetheid van de Heilige Geest heeft leren kennen”.

Als de zonde ons aantrekt, dan is dat omdat we geen liefde hebben voor God. De oplossing ligt hierin, dat we ons tot God wenden, zoals we zijn, (onze) realiteit tot de (goddelijke) Realiteit.

“Heer verleen mij slechts U alleen lief te hebben”.

Verleen ons een liefde zoals die van de heilige Silouan:

“Gij hebt mijn ziel verwond door Uw liefde, en zij dorst naar U. Dag en nacht strekt zij zich naar U uit en zij verlangt niet meer om deze wereld te zien. Toch heb ik de wereld lief, maar boven alles heb ik mijn Schepper lief. Naar u verlangt mijn ziel”.

6. Wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, kan God niet liefhebben die hij nooit heeft gezien (1Joh 4,20)

Christus bad dat de liefde die de Heilige Drie-Eenheid één maakt ook in de mensen zou zijn: 'dat zij één zijn zoals Wij één zijn’ (Joh 17,11.21-22). Het teken dat men door de genade geraakt is, is de liefde.

“Als de Geest van God in de ziel is, dan verlangt zij ernaar voortdurend nederig te blijven voor God en haar medemens lief te hebben”.

“Mijn geliefde broeders in de Heer: de barmhartige Heer is zelf de getuige voor mijn ziel dat ik de waarheid schrijf. Weet broeders, en laat niemand zichzelf bedriegen: wie zijn broeders niet liefheeft, die heeft God ook niet lief. De Schrift spreekt terecht over deze waarheid en wij moeten ze nauwgezet uitvoeren; dan zal je in jezelf de barmhartigheid van de Heer zien, die jouw ziel zal gevangen nemen, want de genade van de Heer is zoet”.

Liefde wordt aangetoond in het leven van elke dag.

“Laten wij onze broeders liefhebben en de Heer zal ons liefhebben. Denk niet, o mijn ziel, dat de Heer jou liefheeft als je iemand vijandig bekijkt. Dan zijn het veeleer de demonen die jou liefhebben, want jij bent hun dienaar geworden; maar talm niet om berouw te tonen, en vraag de Heer de kracht om je broeder lief te hebben en je zult zien dat er vrede is in je ziel”.

“Omwille van een simpele groet voelt de ziel dikwijls al een weldadige verandering in zich; en omgekeerd, door een vijandige blik verwijdert zich de genade en de liefde van God”.

Als de liefde van God haar hoogste volmaaktheid bereikt die voor een mens op aarde mogelijk is, dan bemint hij de hele mensheid vanaf Adam tot de laatste die uit een vrouw geboren wordt, als zichzelf. De heilige Silouan bereikte deze hypostatische liefde tot een hoogte die zelfs onder de heiligen zeldzaam is.

“Gij hebt mijn ziel uit de zonde opgewekt om U en mijn naaste lief te hebben, en Gij gaaft mij tranen om voor heel de wereld te bidden”.

Tientallen jaren weende hij en zei: “Voor mensen bidden, dat is zijn bloed vergieten”.

“Waar de Heer verblijft zullen allen zijn die gebeden hebben voor de gehele wereld en die het leed van de gehele wereld op zich hebben genomen, want zij hadden de liefde van Christus”.

Nogmaals, deze smart heeft niets ziekelijks. de heilige Silouan was vredig en minzaam als hij naar zijn dagelijkse taken ging en hij was zelden alleen gedurende de dag.

“Waarom lijdt de mens op aarde, heeft hij leed te verduren en tegenkanting?
Wij lijden omdat we geen nederigheid hebben. De Heilige Geest woont in een nederige ziel en hij brengt vrijheid, vrede, liefde en zegening. Wij lijden omdat we onze broeders niet liefhebben. De Heer zei: “ Hebt elkander lief en gij zult mijn leerlingen zijn.” Als wij onze broeders liefhebben komt de liefde van God naar ons. Iedere dag moeten we ons tot het goede dwingen en uit alle macht zoeken naar de nederigheid van Christus”.

De H. Silouan verbindt de liefde voor God en onze naaste in praktische zin, toepasbaar voor allen. We hebben hier geen ingebeeld contemplatief leven, het is niet op een hoogmoedige wijze dat wij beweren God te zien, maar wel:

“Bedenk dat de Heer jou ziet en wees ervoor beducht om je broeder door iets te kwetsen; kijk niet op hem neer en bedroef hem niet, zelfs niet door een oogopslag of een uitdrukking op je gelaat, en de Heilige Geest zal jou liefhebben en Hijzelf zal je in alles helpen”.

Besluit

“Als je de Heer wil leren kennen, word dan tot het uiterste nederig, wees gehoorzaam en gematigd in alles, bemin de waarheid en de Heer zal je zeker verlenen Hem te leren kennen door de Heilige Geest; dan zal je bij ervaring weten wat de liefde is voor God en wat de liefde is voor de mens”.

« Terug naar het overzicht van de artikels