Studie- en pelgrimsreis naar Occitanië en Catalonië (2019)
27 mei tot 4 juni 2019
Impressie van enkele deelnemers
Eindelijk was het dan zo ver: de langverwachte studie- en pelgrimsreis naar een 21-tal kleinere en grotere Romaanse kerken en kloosters aan weerszijden van de Pyreneeën in Occitanië (Toulouse) en Catalonië van het Leerhuis van de Kerkvaders onder leiding van Joris van Ael en Erik Bonte.
We mochten daaraan deelnemen als Hollanders, omdat we het afgelopen jaar dezelfde cursus van het Leerhuis als in Gent in de Sint-Adelbertabdij van Egmond gevolgd hadden en trouwens ook twee mooie colloquia in Gent.
Ja, Joris slaat zijn vleugels met gemak ook uit naar het buitenland om daar het evangelie te verkondigen.
Bij aanvang van de reis op het vliegveld van Brussel/Zaventem ontvingen we van hem direct zijn 158 ! pagina’s tellende prachtige syllabus, die gaandeweg de reis nog verder aangevuld zou worden met de nodige mondelinge en schriftelijke wetenswaardigheden.
We gingen in het vliegtuig snel met lezen aan de slag.
Ook ontvingen we een getijdenboekje omdat we in de diverse Romaanse kerken en kloosters de eucharistie mee zouden vieren danwel onze eigen getijdenvieringen hielden. Dat was heel bijzonder. We denken nog graag terug aan die vieringen waarin Hilde en Jan zo prachtig tweestemmig de gebeden zongen. Vooral het Byzantijns troparion op de avond van Hemelvaart klonk hemels:
Nu Gij uw heilswerk voor ons hebt volbracht en na de hemelen, de aarde en de mensen te hebben één gemaakt met God, zijt Gij, o Christus onze God, opgevaren naar de hemel. En toch liet Gij ons niet als wezen achter, maar Gij blijft te midden van ons en zegt aan hen die uw liefde bewaren, Ik ben altijd bij u en van nu af vermag niemand iets tegen u.
Hoe heilzaam en helend was dat.
We zagen hoe buiten Italië de Romaanse bouwstijl al heel vroeg in Catalonië tot ontwikkeling was gekomen. Nergens zijn nog zoveel Romaanse en vroeg-Romaanse kerken en kerkjes te vinden als aan weerszijde van de Pyreneeën, omdat daar vanaf 878 de Moren als eerste verdreven werden door de Karolingers. Daarna kon er zich een religieuze bouwkunst ontwikkelen die de invloed van Rome gretig toeliet.
We bewonderden deze bouwstijl die vooral massief en sober is, met binnen weinig licht en met ronde bogen, met kapitelen die gedecoreerd werden met diermotieven en met fresco’s op gepleisterde muren; alles steeds geplaatst in een religieus kader wat de mensen heil/heling moest brengen, want daar was het hele leven in de middeleeuwen van doordrengd.
Deze kerken hebben een grondplan in de vorm van een Latijns kruis, in lijn geplaatste absiden, ronde bogen en gewelven, een of meerdere beuken en een klokkentoren die de kerk flankeert. We hebben legio varianten hiervan gezien.
De mooist gedecoreerde was wellicht wel de Sant Climent in Taüll (1123) met een indrukwekkende fresco van de pantocrator (Christus als alheerser) op het gewelf van de hoofdabsis, nu opgesteld in het Museum voor Catalaanse kunst in Barcelona (MNAC).
De meeste originele fresco’s zijn uit deze en andere kerken overgebracht naar dit museum. Natuurlijk bezochten we ook dit prachtige museum alwaar ons het kruisbeeld met een in lange blauw-rode mantel geklede Christus en de kruis-afname-groepen als heel uitzonderlijk voorkwamen.
Ook bezochten we de vele meer dan 1000 jaar oude Romaanse kloosters, waarvan de ligging doorgaans ver weg en hooggelegen was, hetgeen de nodige klauterpartijen impliceerde. Zo ook het voormalige benedictijner klooster San pere de Rodes, wat geldt als belangrijkste Romaanse klooster vanwege z’n architectonische belang en wat daarnaast een geweldig uitzicht biedt vanaf zijn volstrekt geïsoleerde ligging op het schiereiland Cap de Creus. Maar uit religieus oogpunt stal het klooster van Saint Martin du Canigou ons hart waar bij binnenkomst direct te lezen viel: Ecoute, DIEU parle dans le silence.
Ook daar was natuurlijk een vierkante kloostertuin, als voorafbeelding van de wereld, met kloostergang voorzien van mooie kapitelen. Er ontbraken echter de hoge bomen en fontein/bron van geestelijk leven, die doorgaans in het exacte midden van de kloostertuin staan.
We deden veel interessante kennis op, maar het ging al pelgrimerend meer om de wereld daar achter, waarin het geheim van de betekenis der dingen ligt. Voor ons christenen is de ganse schepping het beeld van God, want Hij heeft dat alles geschapen. Tijdens onze pelgrimstocht trokken we op naar die heilige plaatsen, die ons bestaan vastigheid geven. Het zijn de plaatsen waar het heil en de heling die we zoeken dichterbij komen, wellicht grijpbaarder worden en in ieder geval intenser kunnen worden ervaren. Vooral in deze oude kerken voel je de invloed nog van de oude kerkvaders op bouw en inrichting van de kerken.
Zo leerden en zagen we dat in de oude Romaanse kerken het middenpad naar het altaar steeds hoger opliep, alsof je een berg beklom. Wetend dat dit symbool staat voor het beklimmen van de heilige berg, betreed je een kerk anders.
Deze bergen wijzen immers uiteindelijk naar de innerlijke berg die in ons hart op beklimming wacht.
De berg is synoniem met het altaar, waar de altaartafel staat, bestaande uit een niet verplaatsbare rechthoekige danwel vierkante natuursteen. Dit gegeven maakt dat we in de oude tot zeer oude Romaanse kerken toch nog veel originele en heilige altaartafels aantroffen. Het altaar staat steeds in het oosten van de kerk waar het licht door kleine dan wel grote ramen binnenvalt als symbool van het Licht/de verrezen Heer. Op de berg/altaar staat vaak een kruis, als het ultieme teken dat de aarde en de hemel verbindt.
We troffen ook diverse altaren aan met daar onder een crypte, aangezien eertijds kerken gebouwd werden op de graven van de martelaars. En zo blijft het altaar zowel qua bouwplaats als door de eucharistie in verleden en heden verbonden met de dood en wekt het op tot eeuwig leven.
Het bovenstaande is slechts een greep uit de zeer vele mooie indrukken die we opdeden tijdens onze reis. Gelukkig hebben we een uitgebreide syllabus als stille getuige van dit alles.
De reis werd afgesloten met een klein cabaret waarmee Joris van Ael en Erik Bonte en zijn vrouw Lut hartelijk bedankt werden voor het ontwerpen en leiden van deze fantastische reis.
Tevens konden de trefzekere portrettekeningen, gemaakt door één van onze medereizigers, bewonderd worden.
Met hartelijke dank van Jan Haker en Mimi Smits
Juni 2019
Foto-impressie door Guy Verstraete
Klik op de foto's om ze te vergroten.
Enkele uittreksels uit de reisbundel
Het altaar, meer dan een tafel.
Er loopt een lijn van de steen, die Jakob oprichtte na zijn droom met de ladder, naar de rots van de Sinaï, naar de rots in de woestijn die water stortte, naar de tempelberg en de tempel van Jeruzalem. Alle referen ze aan het symbolisme van de heilige steen of van de heilige berg. En dit heeft alles te maken met de betekenis van het christelijke altaar.
Sinds onheuglijke tijden is de steen, door zijn hardheid, zijn onverwoestbaarheid en door het feit dat hij zijn uiteindelijke vorm verbergt achter zijn onuitgesproken aspect, door de menheid aangevoeld al iets heiligs. In de steen/rots/berg straalt iets door van de grote krachten van de kosmos. Overal, in alle tijden, heeft men heilige stenen vereerd (denk aan de menhirs van Carnac dolmens e.a).
De praktische richtlijnen van de Franse bisschoppenconferentie (die de richtlijnen van Vaticanum II wilden toepassen) zijn in perfecte harmonie met een onheuglijk verleden wanneer ze afkondigen: “De altaartafel moet gefixeerd zijn (dus niet verplaatsbaar) en uit één natuurlijke steen bestaan en niet samengesteld. Het altaar zal rechthoekig zijn of vierkant. (Documentation catholique, Septembre 1965) De directieven vertolken duidelijk een aloude symbolische inhoud.
Het christelijke altaar vat alle Joodse altaren uit het O.T. samen. Die beelden, vooraf, het christelijke altaar uit en hetzelfde mysterie treedt er aan het licht, zij het nog versluierd. Meer nog: het christelijke altaar bundelt ook alle heidense altaren van alle tijden, en daarom ook de tempels waarin deze altaren staan en de verschillende godsdiensten zelf in wat zij aan waarheid bevatten. Die symbolische solidariteit wordt sterk in reliëf geplaatst in het ritueel van de wijding van een altaar. De prachtige prefatie die de bisschop zingt vraagt aan God om de wijding van dit christelijke altaar te beschouwen zoals dat van Abel (Gen 4), zoals dat van Abraham (Gen 12,7/ 13,18), zoals het offer van Melchisedech (Gen 14,12), zoals het altaar waarop Isaac werd vastgebonden (Gen 23) en zoals het altaar dat Isaac oprichtte als dank voor de gevonden waterput (Gen 26, 15-33) en ook zoals de steen die Jacob oprichtte op de plaats waar hij het visioen had van de ladder die van de aarde tot in de hemel reikte enz…
Het altaar zal rechthoekig zijn of vierkant zijn van vorm want het bundelt de aarde die steeds wordt aangeduid door het getal ‘4’, wegens haar omgrenzing door de vier windstreken. Het altaar is de aarde in het klein, de ultieme samenvatting van de aarde. Immers deze is voor God bestemd, moet aan God worden teruggegeven in dankbaarheid, als een eucharistie en dit door toedoen van de mens. De aarde levert het materiaal, de ondersteuning en de basis voor het offer dat de mens door zelfgave en dankzegging brengt.
Het altaar staat in het oosten van de kerk, klaar om het licht op te vangen van de opgaande zon, symbool van de verrezen Heer. Het geofferde lichaam van de Heer op het altaar wordt verbonden met verrijzenislicht. Het altaar staat op een hoogte — tenminste één trede hoger dan de rest van de kerk. Niet ter wille van de zichtbaarheid maar om het altaar af te zonderen, zoals ook de berg zich aftekent uit de vlakte en het kerkgebouw zich aftekent in het landschap. Trouwens berg en kerk zijn vaak nauw verbonden. Zo ook rijst het altaar op uit een vlakte, bekroont de berg, de hoogte waarop het is opgesteld. Het woord ‘altaar’ is trouwens afgeleid van het Latijnse ‘altus’, wat hoog betekent. Het altaar staat op de top van de berg en meteen ook in het centrum van de aarde, want de berg duidt het midden aan, niet alleen geografisch maar symbolisch-spiritueel. De berg is de plaats waar de hemel de aarde raakt en via de top waar sneeuw en regen op neervallen wordt de aarde bevloeid en bevrucht; zo ook straalt hemel-leven uit het oosterraam of hemelkoepel op het ataar neer, om vandaar de hele gemeenschap die rond de berg/altaar is samengekomen te verlichten.
Iedereen die een goed geordende kerk betreedt zal het altaar aanvoelen als het centrum, het centrale punt van de mini-kosmos van het kerkgebouw. Door de opstelling in de absis, het heilige der heiligen, loopt heel het gebouw, vanaf de poort, langs de centrale ‘via’ op de berg van het altaar uit. Vaak is het altaar opgesteld onder de viering, in het centrum van de in de vier windrichtingen uitdeinende beuken. Het symbool is duidelijk. Het altaar verheft zich in het centrum van de wereld. Aloude symbolismen zijn in deze ordening opgenomen. Soms staat het altaar onder een ciborium, een kleine koepel, als een schrijn dat de heiligheid van het altaar benadrukt. Het altaar staat daarom ook op de as die de laagte van de aarde met de hoge hemel verbindt. De absiskoepel is op zijn beurt een verruimd ciborium, en, als het altaar onder de vieringskoepel staat wordt dezelfde symbolische formule hernomen.
Het altaar maakt ook het contact met de wereld van de gestorvenen. Het trekt ook het graf naar zich toe en is er het symbool van. Wie ooit de grafgrot in Jeruzalem heeft bezocht kent de grote stenen plaat waarop het lichaam van Jezus is neergelegd. Tijdens de eucharistie gebeurt dit opnieuw in een sacramenteel-symbolische context. Het altaar is dus wezenlijk verbonden met de wereld van de doden. Eertijds werd het opgericht boven de graven van de martelaars. Vaak bevindt zich het schrijn met de reliek van de patroonheilige van de kerk zich loodrecht onder het altaar, in de crypte. Bij ontstentenis van een crypte wordt de reliek in het altaar zelf ingewerkt: het is steeds ook een graf.
De dimensies van ‘hemel— aarde — onder de aarde’ worden door de symboliek van hoogte en diepte, van berg en grot (crypte) van top-van-de-aarde en graf, visueel-symbilisch dooreengewe-ven, zoals het ook in de liturgische teksten wordt geëchoot.
Uiteindelijk toont deze zo luciede ordening de weg die elke mens moet gaan. Hij is in zijn eigen lichaam uitgetekend. Immers, ook de mens is een berg, door zijn opgericht gestalte. En die berg is opgericht boven een grot: de grot van zijn hart. Hij bereikt de hemel door af te dalen in die grot om daar het offer van zijn leven te brengen. Afdalend, met Jezus tot in het graf, bereikt hij de top van de berg. De mens klimt, groeit door af te dalen en als hij het aandurft met Jezus te worden begraven, bereikt hij de top van zijn bestaan en wordt hij bestraald door hemellicht, het licht van de verrijzenis.
De authentieke kerkruimte wordt geordend naar het altaar toe en ze ontplooit zich vanuit het altaar. De kerkelijke verzamelde gemeenschap trekt op naar het altaar, verzamelt zich rond het altaar — a.h.w. aan de voet van de altaarberg, zoals het volk van Israël zich verzamelde rond de Sinaïberg. Het ontvangt leven vanuit het altaar en dat leven deint uit, vanuit het altaar naar de vier windstreken van de aarde. Een correct kerkgebouw plaatst zijn (liefst stenen) altaar in het centrum van een symbolische kosmos. Sommige kerkgebouwen drukken dit zo puur uit dat de diepe archetypische lagen van de menselijke psyche worden aangeraakt en — onbestemd — in de mooie, heldere ordening iets heel wezenlijk van hun eigen diepe natuur schouwen en herkennen.
De mens herkent zijn eigen struktuur in de ordening van het kerkgebouw. Hij bestaat als een ‘hoogte’, als een ‘berg’ onder de hemelkoepel. Zijn rechtopstaande houding symbolseert de opdracht die hij moet vervullen: de hemel met de aarde verbinden. Zijn geest is als het altaar, zijn geest is een altaar in de hoogte, op de berg van zijn wezen. Daar wordt de hemelse dauw opgevangen, die wordt bestraald door het hemelse licht. Maar dit altaar omvat een grot. Ze is er als het ware in uitgehouwen: In de hartegrot, zetel van wijsheid en diepgang, zetel ook van alle religieuze gevoelens, staat ook een altaar. Het is in wezen hetzelfde altaar als dat op de hoogte. Het altaar van de geest en het altaar van het hart vloeien in elkaar, ze zijn inderdaad één enkele werkelijkheid. Hoogte en laagte en wat er tussen ligt zijn voor altijd verbonden in Christus, die uit den hoge is en die is afgedaald, eerst tot op de aarde om er met ons te zijn, dan verder is afgedaald tot in het graf om van daaruit weer op te stijgen en ons allen mee te nemen. . Hij daalde uit de hemel neer, bezocht de aarde en het graf en steeg weer op, onder gejuich van bazuinen en Hij gaf gaven aan de mensen.
Joris Van Ael.