De Veertigdagentijd met de Kerkvaders
Module III, lesdag 6
De veertigdagentijd, de lange aanlooptijd naar Pasen, is het beeld van onze levenstocht die doorheen moeite, matigheid, inspanning op het vlak van de broeder- en zusterliefde en door het gebed, ons uiteindelijk door lijden en sterven begeleidt naar de doorbraak van het Licht van Pasen. Het is als de beklimming van de berg van de Godsontmoeting met Mozes en Elia, of een tocht doorheen de woestijn naar het beloofde land. Het is tot bekering komen zoals de mensen van Nineve deden bij de prediking van Jona. De Vaders leren ons vasten, waken, bidden en delen.
Petrus Chrysologus. Uit een preek
Gebed, vasten en barmhartigheid: deze drie zijn één, zij geven elkaar het leven. Immers, de ziel van het gebed wordt gevormd door het vasten en het vasten leeft pas echt als wij barmhartigheid betonen. Laat niemand deze drie uit elkaar trekken, want zij willen niet gescheiden worden. Wie van de drie er slechts één bezit of ze niet tegelijk beoefent bezit niets. Dus, wie bidt moet vasten, en wie vast moet barmhartig zijn.
Dorotheus van Gaza, Geestelijke werken
Wat betreft de beheersing van de buik. We moeten niet alleen ons voedsel bewaken, maar ons evenzeer van iedere zonde onthouden om, zoals we vasten met de buik, ook te vasten met de tong, door ons te onthouden van kwaadsprekerij, leugen, zinloos gepraat, smaadwoorden, woede, in één woord van iedere zonde van de tong. Op dezelfde wijze moeten we ook vasten met de ogen door niet naar nutteloze zaken te kijken, niet vrijpostig te zijn met de ogen, en niemand schaamteloos aan te kijken. Zo moeten we ook onze handen en voeten van iedere slechte daad weerhouden. En als wij aldus een God welgevallig vasten onderhouden, gaan wij de heilige dag der Opstanding tegemoet, vernieuwd en gereinigd en waardig om deel te nemen aan de heilige Mysteriën, na eerst onze Heer tegemoet getrokken te zijn, en Hem ontvangen te hebben met palm- en olijftakken.