De Advent met de Kerkvaders
Module III, lesdag 3
Met de mensen van het Oude Testament verwacht de Kerk elk jaar haar Heer. Ze wordt zich telkens weer bewust van haar nood aan de Ontfermer, aan de vreugdebode die haar de liefde van God aanzegt. Ze roept en bidt met de profeten dat Hij de hemel zou openscheuren en afdalen. Ze verlangt naar de volle ontmoeting: ze wil niet alleen woorden horen, maar ook zien, betasten en aanraken, ja omarmen en kussen. De advent bekeert het verlangen en puurt het uit. Reeds vooraf klinkt de vreugderoep: Verheugt U in de Heer te allen tijde!
Bernardus van Clairvaux, Preken over de komst van de Heer
Wanneer ik in deze adventstijd van de Heer, die we nu vieren, de persoon van de komende Heer beschouw, kan ik de verhevenheid van zijn majesteit niet vatten. Bedenk ik tot wie Hij komt, dan voel ik mij overweldigd door de overmaat van zijn goedheid. Ga ik na waarom Hij komt, dan omvat ik, als het enigszins mogelijk is, de onschatbare uitgestrektheid van zijn liefde. Overweeg ik ten slotte de wijze van zijn komst, dan erken ik daarin de verheffing van ons menselijk bestaan. Hier komt immers de Schepper en de Heer van het heelal tot de mensen, Hij komt omwille van de mensen, ja Hij komt als mens.
Bernardus van Clairvaux, Preken over de komst van de Heer
Ik zou wel willen weten waarom Hij tot ons is gekomen. Waarom gingen wij niet veeleer tot Hem? Wij leden toch gebrek, en het is geen gewoonte dat rijken de armen zelf opzoeken, ook niet om hen wel te doen. Het is waar, broeders, eigenlijk hadden wij naar Hem moeten gaan. Maar een dubbel beletsel weerhield ons. Onze ogen waren verzwakt en ‘Hij woont in het ontoegankelijk licht’ (1Tim. 6,1). En wij lagen verlamd neer (Mt. 9,2) en konden dus niet opstijgen tot die goddelijke hoogte. Daarom daalde die goedertieren zaligmaker en geneesheer van onze zielen neer uit zijn hoge hemel. Hij temperde voor onze zieke ogen de glans van zijn luister.