Zwijgen en spreken over God
Module II, jaar 1, lesdag 1
U gewijd zij stilte en lofzang, zingt de psalmist. God gaat ons te boven, we kunnen slechts verstillen voor zijn radicale verhevenheid en anderszijn. Hij is een onkenbare God. Maar toch beslist deze wonderbare God om zich mee te delen aan een niet-god, aan een sterfelijk wezen, de mens. Op grond van deze basiservaring van een onkenbare God die zich laat kennen, voeren de Vaders twee soorten discours: een van stilte en een van lofzang. Beide doen recht aan God, aan zijn verborgenheid en aan zijn zelfopenbaring.
Efrem de Syriër
Wie kan zo met de Heer van de schepping omgaan
dat hij diens Wezen zou naspeuren,
of zijn Vaderschap zou onderzoeken,
of zijn grootheid zou verkennen
en zou zeggen: Wie is Hij?
Voorwaar, Hij is voor allen in elk opzicht verborgen.
En zou Hij zichzelf niet aan ons bekend maken,
dan was er niets in de Schepping dat Hem kon verklaren.
Gregorius van Nazianze. Uit de 'Orationes’
Gods natuur is niet slechts ‘groter’ dan onze bekwaamheid om te verstaan, ze is niet slechts ‘boven’ al wat is in de zin dat zij superieur zou zijn aan wat (de dingen) zijn, maar de goddelijke natuur is ‘eerst’ en ‘uniek’ in een absolute zin.
Want Gods bestaan is van een radicaal andere aard dan het onze. Dus God is niet alleen groter dan al wat is, maar bovendien ook groter dan de idee van grootheid. Hij gaat helemaal ons begripsvermogen te boven en onze mogelijkheden om Hem in taal uit te drukken. Niemand heeft ooit de volle lucht van God geademd, zo heeft ook geen enkele geest het Zijn van God kunnen omvatten of in taal omschrijven.