Kan men een beeld van Christus maken?
Iconenstrijd en beeldenleer in Oost en West
Module I, jaar 2, lesdag 7
Beelden en iconen omstreden. De beeldenleer van de Kerk in Oost en West
In de zevende eeuw ontstond in Byzantium strijd over de rechtmatigheid van het maken van een beeld (icoon) van Christus, de Moeder Gods en de heiligen. De strijd nam dramatische proporties aan. Hij dwong de kerk om zich te bezinnen over de theologische mogelijkheid om beelden te maken. Grote kerkvaders hebben zich met de kwestie ingelaten, waaronder Johannes van Damascus, patriarch Germanus van Constantinopel en Theodoor de Studiet. De zaak werd theologisch beslecht in het tweede oecumenische concilie van Nicea in 787.
Johannes van Damascus, Apologie van de iconen
Eertijds werd God nooit voorgesteld door een beeld, daar Hij zonder lichaam was en zonder vorm. Maar daar heden God gezien is in het lichaam, en daar Hij onder de mensen geleefd heeft, beeld ik het zichtbare in God uit: ik vereer niet de materie maar de schepper van de materie, die voor mij materie geworden is, en die zich verwaardigd heeft in de materie te wonen en mijn heil te bewerken door de materie.
Theodoor de Studiet, Brieven
Grif de Christus in daar waar het past, als degene die zelf in uw hart woont, opdat – gelezen in een boek en gezien op de icoon – je hem kent door de twee zintuiglijke manieren van kennen. Dat Hij je gedachte tweemaal verlicht, en dat je leest om met je ogen te (kunnen) zien waarin je door het woord bent onderwezen. En als je op die manier hoort en ziet, is alles in je natuur gereed gemaakt om God te verheerlijken en om je te vervullen met rouwmoed.