Geloof en rede
Origenes, Augustinus en de filosofie
Module I, jaar 1, lesdag 4
Origines en de filosofie / Augustinus en de filosofie
De stad Alexandrië, het culturele en wijsgerige centrum van de laatklassieke wereld, werd dè plaats waar christendom en wijsbegeerte elkaar ontmoetten. Dit culturele gegeven dwong de kerk om haar leer ook voor de intelligentsia aanvaardbaar te maken, zo begonnen de eerste theologische geschriften en disputen. Dit bracht grote auteurs voort die in dialoog traden met de wijsgerige stromingen van die tijd. Ze hebben school gemaakt en de ontwikkeling van het christelijke denken van meet af aan sterk beïnvloed. Clemens en Origenes, beiden uit Alexandrië, zijn de grote namen hiermee verbonden.
Origenes, uit het Commentaar op Genesis
De wijzen en geleerden van deze wereld, voorafgebeeld door Abimelech, hebben heel wat begrepen van de waarheid. Ze zijn het dus niet altijd oneens, maar evenmin altijd in vrede met Isaac, beeld van het Woord van God. Want de wijsbegeerte is niet helemaal tegengesteld aan Gods wet, evenmin helemaal akkoord met haar. Er zijn punten waarin ze elkaar ontmoeten en andere waarin ze strijdig zijn.
Clemens van Alexandrië, 'Stromateis’, boek 7
Indien de aanwezigheid van een goed mens, door zijn respect en eerbied, wie met hem omgaat steeds beter maakt, hoe veel te meer kan men dan niet zeggen dat een mens die met God omgaat, beter wordt dan hij al is — in woord en daad en innerlijke houding — door het inzicht dat hij ontvangt, het leven en de dankbaarheid. Ik bedoel: iemand die de innerlijke zekerheid heeft dat God overal aanwezig is en niet door bepaalde afgebakende plaatsen begrensd, weet dat hij hij nooit van Hem gescheiden is, en zal zich dag en nacht wijs gedragen. Zo brengen wij dan nu ons hele leven door als een feestdag, overtuigd dat God altijd en overal tegenwoordig is. Wij bebouwen lovend de akker, wij varen prijzend op zee, en elke andere activiteit brengen wij goddelijk door. De wijze is heel intiem met God verbonden. Hij is ernstig en gelukkig tegelijkertijd: ernstig omwille van zijn innerlijke gerichtheid op God, en gelukkig in het besef van al het goede dat God aan het mensenleven geschonken heeft.