Pseudo-Macharius over de Heilige Geest
Uit de geestelijke homilieën, Homilie 18.
Spreken vanuit een diepere bron, vanuit de eigen schat
Wie dus in zich, de hemelse schat van de Heilige Geest heeft gevonden en Hem in zich draagt, onderhoudt dank zij Hem, op onberispelijke en zuivere wijze, in alle vrijheid en ongedwongenheid, heel de gerechtigheid van de geboden en alle werken van de deugd. Laten we daarom God smeken, ook wij, laten we zoeken en Hem bidden, opdat Hij ons de schat geeft van zijn Geest, en wij zo in staat zouden zijn om zonder verwijt onze weg te gaan, in alle zuiverheid de weg van al zijn geboden zouden volgen en alle gerechtigheid van de Geest zuiver en volmaakt zouden beoefenen, dank zij de hemelse schat die Christus is.
Want wie nooddruftig is, naakt, arm en hongerig, kan in deze wereld niets verwerven, uit reden van zijn behoeftigheid zelf. Maar wie een schat bezit – zoals gezegd – vindt gemakkelijk en zonder moeite alle dingen die hij verlangt. Zo ook is de naakte ziel, die verstoken is van de gemeenschap van de Heilige Geest en die herleid is tot de penibele armoede van de zonde, onbekwaam om, zelfs al ze het zou willen, uit zichzelf de vruchten van de Geest voort te brengen, i.e. de gerechtigheid, zonder vooraf deel te hebben gehad aan de Geest.
Tegelijk is het ook nodig dat iedereen zich moeite getroost om God te smeken, dat hij waardig zou worden geoordeeld om deze hemelse schat te ontvangen en te vinden, opdat hij zonder pijn en moeilijkheden, op onberispelijke en zuivere wijze, alle verordeningen van de Heer die hij tevoren niet kon in ere houden, zou kunnen navolgen, ook al moest hij er zich geweld voor aandoen.
Hoe zou hij, arm en naakt als hij is – want verstoken van de gemeenschap van de Geest – hoe zou hij dergelijke goederen kunnen verwerven zonder de schat van de geestelijke rijkdom te bezitten?
Alleen de ziel die de Heer, de ware Schat, heeft gevonden brengt, zoals reeds gezegd, -en met gemak – de vruchten van de Geest voort Zij volbrengt alle gerechtigheid en komt de geboden van de Heer na die de Geest haar voorschrijft. Ze doet het in zichzelf en door zichzelf, op een zuivere wijze, volmaakt en onberispelijk.
Een voorbeeld
Maar laten we onze toevlucht nemen tot een voorbeeld.
Als een rijk man een overvloedig banket organseert, dekt hij de kosten met zijn eigen middelen en uit de schat die hij zelf bezit, zonder angst om armer te worden – zo aanzienlijk is zijn fortuin – biedt hij zijn gasten gevariëerde en uitgelezen gerechten aan. Maar als een arme mens, zonder middelen, iemand aan zijn tafel uitnodigt, moet hij alles lenen, servies inbegrepen, kleren en al de rest. Dan, als de genodigden hebben gegeten – zoals een arme het eigenlijk niet kan aanbieden – geeft hij aan eenieder het ontleende terug: het zilverwerk, de kleren en al het overige. Als hij aan eenieder het zijne heeft teruggegeven, blijft hij zelf arm achter en naakt. Immers hij bezit geen persoonlijk fortuin waar hij kan op bogen.
Zo bezitten wie rijk zijn door de Heilige Geest waarlijk hemelse rijkdommen en de gemeenschap met de Heilige Geest, als zij aan anderen het Woord van de waarheid verkondigen, hun een spiritueel discours aanreiken, goed willen doen aan de zielen. Dan putten zij uit hun eigen rijkdom en hun eigen schatten die zij in zich meedragen. Daar halen zij hun woorden uit te voorschijn, zo doen zij goed aan de zielen van wie hun geestelijk woord beluisteren en ze zijn niet bang om ooit tekort te komen. Want zij bezitten in zichzelf deze hemelse schat van goedheid waaruit zij alles tevoorschijn halen waarmee ze hen die van dit geestelijk gastmaal genieten, verheugen.
Maar de arme, helemaal verstoken van de rijkdom van Christus, die in zijn hart geen geestelijke rijkdom heeft, geen bron van zijn woorden en goede werken, van goddelijke gedachten en onuitsprekelijke mysteries: als hij in die toestand het woord van de waarheid wil verkondigen en zijn toehoorders verblijden, zal – omdat hij het Woord van God met al zijn kracht en waarheid niet in zich draagt — slechts van buitenaf woorden nazeggen, hier en daar gelezen of gehoord. Hij kan ogenschijnlijk aan sommigen goed doen en anderen zullen er wel wat plezier in vinden als ze naar hem luisteren, maar, eens zijn discours beëindigd, keert elk woord terug naar de bron waaruit het is geput en hijzelf blijft naakt en arm achter zoals tevoren. Want de geestelijke schat is geen echt bezit geworden, geen eigen schat waaruit hij put om anderen op te bouwen en te verblijden. En ook hijzelf, die toch de eerste betrokkene is, vindt de verheugenis en blijdschap door de Geest niet.
Vragen om de Geest
Zie, omwille van dit alles, moeten wij eerst aan God, met de inzet van ons hart en met geloof, vragen om ons, in onze harten, zijn eigen rijkdom te doen vinden: de ware Schat van Christus, mèt de kracht en de werkdadigheid van de Geest. Eenmaal wij in onszelf zullen ontdekt hebben wat ons tot voordeel strekt: – het heil, het eeuwige leven, de Heer -, dan zullen wij zoeken hoe wij anderen van nut kunnen zijn, in de mate van het mogelijke, door uit de innerlijke schatkamer die Christus is, het goede geestelijke onderricht naar voor te halen en ook door de mysteries van het Koninkrijk te verklaren. Want het heeft de welwillendheid van de Vader behaagd zijn intrek te nemen in elke mens die gelooft en Hem vraagt: “Wie Mij liefheeft, zegt de Heer, die wordt door mijn Vader bemind, en ook Ik zal hem liefhebben en Mij aan hem openbaren”. En nog: “Ik en mijn Vader zullen tot hem komen en verblijf in hem nemen” (Joh 14 21.23) De eindeloze goedheid van de Vader heeft het zo besloten, de onbegrijpelijke liefde van de Zoon heeft het zo gewild, de onuitsprekelijke goedheid van de Heilige Geest heeft het beloofd. Eer zij de onzegbare barmhartigheid van de Heilige Drie-Eenheid.
De talloze en gevariëerde uitwerkingen van de Geest in de ziel
Wie waardig zijn geacht om kinderen van God te worden en herboren te worden uit den hoge door de Heilige Geest, wie Christus in zich dragen die hen verlicht en rust geeft, die worden op talloze en gevariëerde wijzen geleid door de Heilige Geest en ondergaan op onzichtbare wijze in hun hart – stevig bevestigd in een geestelijke rust – de werking van de genade. Laten we enkele voorbeelden aanhalen uit de zichtbare vreugden van de wereld om, in zekere mate, door voorbeelden aan te duiden hoe de genade zich in de ziel gedraagt.
Soms verheugen deze zielen zich, als waren ze aanwezig op een koninklijk banket en ondervonden ze onuitsprekelijke blijheid en geluk. Een andere keer zijn zij als de bruid die samen met haar bruidegom uitrust in een goddelijke rust. Soms zijn ze als de onlichamelijke engelen en genieten, met hun lichaam, van een vrijheid en een soepelheid die lijkt op de hunne. En soms zijn ze als beneveld door de drank, vol blijheid en dronken in de Geest van die goddelijke dronkenschap verborgen in de geestelijke mysteries.
Een andere keer zuchten ze en klagen ze over het menselijke ras en smeken zij voor de algehele Adam. Zij worden dan door hartenpijn en tranen ingepalmd, branden als ze doen van de liefde van de Geest voor heel de mensheid. Op een ander moment doet de Geest zo’n blijdschap in hen ontvlammen en zo’n liefde dat zij – als dit mogelijk zou zijn – alle mensen, zonder te onderscheiden tussen goeden of slechten, in hun hart zouden willen sluiten. Soms weer, plaatsen ze zich zozeer onder alle mensen, in de nederigheid van de Geest, dat ze zich voor de laatste en meest onbetekenende houden van allen. Een andere keer worden zij door de Geest binnengetrokken in een onuitsprekelijke vreugde. Nog een andere keer, lijken ze op een machtige strijder die de vijand gaat beoorlogen, wakker strijd levert en de overwinning behaalt. Zo neemt geestelijke mens ook de wapens op van de Geest, rukt op tegen zijn vijanden, gaat de strijd aan en loopt hen onder de voet (cf 1 Kor 15,27).
Een andere keer, rust de ziel uit in grote gemoedsrust, in diepe sereniteit en vrede, helemaal opgeslorpt in een geestelijk genieten, in een onuitsprekelijke rust en een volkomen tevredenheid. Weer een andere keer maakt de genade haar vrij door haar een inzicht te geven en onuitsprekelijke wijsheid, een peilloos diepe kennis in de Heilige Geest, door geen enkele tong of mond uit te drukken. Een andere keer wordt zij weer aan alle andere mensen gelijk.
Zo gedraagt de genade zich in elkeen op gevariëerde wijze en leidt zij de ziel op vele manieren: door haar rust te brengen zoals het God behaagt, door haar op verscheiden wijze te oefenen. Om haar volmaakt aan te bieden aan de Vader in de hemel, smetteloos en zuiver.
De Geest maakt ons Christus-gelijk
De werkingen van de Heilige Geest waarover we spraken behoren, in hun verschillende graden, tot wie dicht bij de volmaaktheid zijn geraakt. Inderdaad, de gevarieerde vormen van rust door de genade toebedeeld, dragen wel verscheiden namen maar zij zijn nietemin ononderbroken actief in de ziel en de ene werkelijkheid volgt de andere onmiddellijk op.
Van zodra de ziel tot de geestelijke volmaaktheid is gekomen, van zodra ze volkomen is gezuiverd van de hartstochten, door een onuitsprekelijke communio en met de Geest, de Helper, verenigd, en waardig geacht om geest te worden en met de Heilige Geest vermengd, dan wordt zij helemaal licht, helemaal oog, helemaal geest, helemaal vreugde, helemaal zoetheid, helemaal blijdschap, helemaal liefde, heel en al mededogen, heel en al goedheid en heel en al zachtheid.
Zoals de steen die in de afgrond van de zee van alle kanten door water is omringd, zo is het met hen die op alle mogelijke manieren met de Geest zijn vermengd en zij gelijken op Christus.
Zij bezitten voortdurend in zich de spirituele kracht van de macht van de Geest en ze zijn, van binnen en van buiten, onberispelijk, smetteloos en zuiver.
Door de Heilige Geest hersteld, hoe zouden zij naar buiten toe vruchten van slechtheid kunnen voortbrengen? Waarlijk, in hen schitteren – op alle wijzen en ten allen tijde – alleen de vruchten van de Geest (Gal 5, 22).
Laten we smeken om de beloofde Heilige Geest
Laten we dus God smeken, ook wij, en laten we Hem vertrouwen met grote liefde en hoop, opdat Hij ons de genade schenkt van de gave van de Heilige Geest, opdat deze Geest ons leidt en brengt naar het volbrengen van de wil van God, opdat Hij ons rust verleent volgens het ganse gamma van zijn vertroostingen, opdat we zouden worden waardig gekeurd, dank zij zijn gedragswijze, om de liefde te beoefenen en geestelijk vooruit te komen, om de volmaaktheid te bereiken van Christus volges het woord van de Apostel: “ Opdat gij vervuld zoudt zijn van heel de volheid van Christus “ (Ef 3, 19). En nog: “Tot wij allen tesamen komen tot volmaakte man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus” (Ef 4,13)
De Heer heeft aan allen die in Hem geloven en die het Hem oprecht vragen, beloofd om hun als gave de mysteries te verlenen van de onuitsprekelijke gemeenschap van de Heilige Geest. Laten we ons dus helemaal aan de Heer wijden en laten we ons haasten om de goede dingen te verwerven waarover wij spraken. Geheiligd naar ziel en lichaam, genageld op het kruis van Christus, laten we het hemelse Koninkrijk waardig worden, terwijl we de Vader, de Zoon en de Heilige Geest verheerlijken in de eeuwen der eeuwen. Amen.