Leerhuis van de kerkvaders

Bij de Pinkstericoon, een meditatie

Door Joris Van Ael


“Toen allen bijeen waren op dezelfde plaats, kwam er plotseling uit de hemel een gedruis, als van een hevige wind en heel het huis was er vol van. Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich in tongen verdeeld op ieder van hen neerzette. Zij werden allen vervuld van de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken naargelang de Geest hun te vertolken gaf.” (Hand 2,1-5)

Vooraf

De Heer is opgevaren ten hemel, zetelt aan de rechterhand van de Vader, tot Hij zal wederkomen in heerlijkheid.
Zijn doortocht op deze aarde, als mens onder ons, heeft oneindige perspectieven geopend. Perspectieven die helder voor onze ogen verschijnen in het beeld van de verheerlijkte Heer op Tabor en bij de verrijzenis.
Maar deze perspectieven blijven ongrijpbaar mysterieus. Het is onmogelijk voor de mens het mysterie van Christus te peilen, de hoop die door dit mysterie aan ons wordt getoond te vatten, laat staan dat wij de weg naar dit mysterie zouden vinden?

Daartoe moet er een licht in ons geboren worden, moet een nieuw verstaan in onze geest opgaan.

Voor zijn heengaan belooft Jezus ons de Helper, de Paracleet. Hij moet dat diepe verstaan in ons wekken en ons de ware dimensie van het mysterie van Jezus tonen. Hij zal ons leren zeggen : Jezus is de Heer, de Kyrios. Hij zal alles in herinnering brengen wat Jezus gezegd heeft. Hij zal de weg van Jezus belichten zodat we zijn sporen kunnen volgen. Maar zijn zending reikt verder: ze heeft een kosmische dimensie. Door diep in het hart van de mens in te grijpen en daar de Gestalte van Christus uit te tekenen wil de Geest “het gelaat van de aarde vernieuwen” (Ps 104). Hij zal de schepping een tweede maal doen ontwaken en hij zal daartoe de mens als bemiddelaar wekken, bezielen en leiden.(cf. Ps. 104).

De elementen van wind en vuur

“Hij nadert God, breekt het zwijgen, verterend vuur gaat voor Hem uit, het stormt rondom Hem vervaarlijk. “ (Ps 50)

Wind:
Teken van Gods naderende Aanwezigheid
Manifestatie van de goddelijkheid van de H. Geest
Hij verwaait het stof van zonde en onmacht, waait de hindernissen weg.
Bereidt voor om in de harten zijn zegel, het zegel van Christus te kunnen indrukken.
Hij vult heel het huis, heeft kosmische pretenties
Het cenakel: daar valt de vlam die de vuurhaard zal doen oplaaien. De Adem-wind zal hem over de hele wereld doen opvlammen om heel de kosmos te vernieuwen.
Na de storm daalt er vrede in.
De Pinkstericoon toont de rust, de vrede en de harmonie die na de storm over de verzamelde apostelen komt.

Vuur:
Onze God is een verterend vuur. De brandende braamstruik, de vuurkolom. Hij verteert in vuur de offers die hem welgevallig zijn.
De Vurige Geest is het antwoord op het gebedsoffer van de 120 verzamelde leerlingen, nu verdicht in de Twaalf.
Het vuur manifesteert zich in tongen: ze wijzen naar inzicht en belijdenis.
Het vuur is een gloed: staat voor de vurige liefde, de brandende liefde.
Het vuur is een felle kracht: staat voor de ijver waarmee de leerlingen worden bezield.

De lege plaats

De Pinkstericoon toont eerder de stilte nà de storm, de vrede die nadien is ingedaald, de harmonie die daarna is ontstaan, de eenheid die deze alles doordringende wind-Geest, toen Hij luwde, heeft gesticht.

De gemeenschap op de icoon voorgesteld, is de gemeenschap van rust, van weggewaaide oppositie en angst. Ze wordt een paradigma, een oerbeeld van harmonie: de Heilige Geest sticht eenheid. Het punt waarrond die eenheid wordt gesticht is de lege plaats die de verheerlijkte Heer in hun midden heeft achtergelaten. Op Hem richt de Geest de aandacht van de apostelen, rondom Hem cirkelt hun herinnering en hun rust is stille verering van de grote afwezige Aanwezige. De lege plaats laat het centrum zien waar het de verzamelde, prille Kerk om te doen is. De Heer is Heer van de Kerk. In het licht van de Geest is Hij de voortdurende aanstichter en verwekker van de Kerk.

Hij zal Mij verheerlijken, Hij zal aan u verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. (Joh 16,14)

De troostende, maar door zijn lichamelijkheid beperkte aanwezigheid moet ‘afwezig’ worden om ruimte te scheppen voor een universeler aanwezigheid. Die aanwezigheid wordt bemiddeld door de Geest die het beeld van de Afwezige indrukt in de harten opdat Hij altijd en overal aanwezig zou zijn.

Deze Geest is door de Vader beloofd en door de Zoon, van bij de Vader gezonden.

Daarna zal het gebeuren: ik zal mijn Geest uitgieten over alle mensen. (Joël 3, 1)

Verhoogd aan Gods rechterhand heeft Hij de beloofde Heilige Geest van de Vader ontvangen en uitgegoten, en dat is wat u ziet en hoort. (Hand2,33)

Allen bijeen. De Kerk gesticht.

Ze waren allen bijeen: maar het is de vervulling van de Geest die hun samen zitten tot samen zijn omvormt, het tot harmonie omsmeedt.
De Twaalf die verzameld zijn, vormen het beeld van de Kerk.
Ze vormen het beeld van de gemeenschap van de mensen, nu bezield door een nieuwe dynamiek.
Het beeld van de menselijke natuur voor zover die is aangestoken door het goddelijke vuur.
Ze zijn samen rond en omwille van Christus.
De Kerk – verdichting van de menselijke natuur – is een moeder, zwanger door de goddelijke liefde over haar uitgestort.

Ze baart voortdurend kinderen uit haar geheiligde natuur, bevrucht door het vuur van God.
Ze vormt het hart van de menselijke natuur om voor zover deze gedoopt is met de H. Geest en met vuur.

In de Kerk is geen plaats voor individualisme. 
Pinksteren is de verjaardag van de Kerk. Het feest van de mogelijkheid voor de mensengemeenschap van een leven ‘volgens God’ naar het voorbeeld van Christus en door de Geest van Wind en vuur, over allen uitgestort, geschonken.

De Moeder Gods van de brandende braamstruik. Ook in de Moeder Gods daalde het vuur van de Geest en verwekte er de Zoon. Ze is beeld van de Kerk waarin Gods Zoon, de Christus tot leven moet komen en gestalte krijgen. Ze is ook beeld van elke ziel die door de vurige Geest bezocht, beeld van Christus zal worden.

Over ieder van hen

Maar de Geest verschijnt nog op een andere manier: in tongen van vuur die zich op ieder van de apostelen neerzetten. Beide dimensies blijken belangrijk te zijn: “Allen bijeen” en “ieder van hen”. De harmonie die gesticht wordt is er een van een bijzondere kwaliteit. De eenheid stichtende wind gaat gepaard met een huldiging van elke persoon met een kroon van vuur. De eenheid die gesticht wordt ontstaat vanuit een verwekken, een bevestigen en een bekronen van de unieke wijze waarop elkeen de Geest zal vertolken en werkbaar maken ten bate van het geheel, tot opbouw van de gemeenschap. Uniekheid en eenheid, geen van beide zal inboeten, veeleer tot harmonie uitgroeien.

Het getal 12

De volle genade die over de Kerk is uitgestort, wordt in de icoon verzinnebeeld door het getal 12.
Het getal 12 wijst een volheid aan, het staat symbool voor algehele vervulling, heelheid. Het wijst naar de volheid als aanwezig ien geschonken aan de ‘apostolosche Kerk’ vanaf het begin. Zij draagt immers het mysterie van Christus. De Kerk is vanaf het begin ‘katholiek’ ‘naar de volheid’.
Het getal 12 is te verbinden met de 120 van Hand 1,15
Met 12000 getekenden uit alle stammen van Israël
Met de 144000 (12000 X 12) uit de Apocalyps,
Met het hemelse Jeruzalem met de 12 poorten

De stad was omringd door een zeer hoge muur met 12 poorten, en aan de poorten stonden 12 engelen. Namen waren daarop gegrift, de namen van de 12 stammen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen. En de stadsmuur had 12 grondstenen en daarop de 12 namen van de 12 apostelen van het Lam.

De Geest overspant de geschiedenis

De Geest overspant ook de geschiedenis. Ook dat duidt de icoon aan. Want het zijn niet de twaalf die lijfelijk het pinkstergebeuren in het cenakel meemaakten die op de icoon zijn voorgesteld. Naast lege plaats zit niet alleen Petrus maar ook Paulus. Lucas en Marcus zijn er ook bij ofschoon niet behorend tot de groep van de Twaalf. De icoon wil de nadruk leggen op de doorwerking van de Geest in de apostolische Kerk. De Geest is op uitzonderlijke wijze aan de Kerk geschonken en zijn genade zet zich door in de opvolging van de apostelen doorheen haar geschiedenis. Daarom wordt de limiet van de historische aanwezigen doorbroken. Tegelijk wordt het getal 12 gerespecteerd, want de volheid is aan de Kerk gegarandeerd ook doorheen de tijd: zij is werkelijk draagster van de volle waarheid omtrent Christus en zijn boodschap. Langs haar gaat het oerkerygma aan de apostelen verkondigd in zijn volheid door tot alles is voltooid. Daarvan is het Hemse Jeruzalem het beeld.

De Evangelische rollen/boeken in de handen van de apostelen

De afwezige Christus verzinnebeeld door de lege plaats wordt overgebracht naar de harten van de apostelen. Zij zijn dragers van Christus: Christoforoi. Dat wordt uitgedrukt in de evangelierol in hun handen.

Het portret

De apostelen zijn geïdentificeerd. Het is geen lukrake verzameling van inwisselbare mensen. Het respect voor het portret in de icoon is een verwijzing naar de heel unieke relatie die elkeen van de Twaalf heeft met de Heer. Tevens naar de heel uniek zending die elkeen ontvangt om het ene Evangelie, zij het op telkens unieke wijze, te verkondigen. De Heilige Geest haalt in elk van hen het unieke naar boven om binnen de band van het ene Evangelie Christus te verkondigen aan de wereld.

Jezus, Mysterie van eenheid en verscheidenheid

Het geschenk van de Geest: de communio van velen in eenheid en verscheidenheid, mogen we ook herkennen in Jezus, in het mysterie van Jezus. Dat mysterie van Jezus is evenzeer – maar ongehoord – een mysterie van eenheid en verscheidenheid. In Jezus wordt verzoend wat onverzoenbaar leek. In Jezus wordt één wat altijd door een onoverbrugbare kloof is gescheiden. In Jezus schittert de eenheid van God en mens, in een totale wederkerigheid, in een absolute wederzijdse erkenning en huldiging. In Jezus brengen God en mens elkaar hulde en eer. Ondoorgrondelijke harmonie licht op samen met ongeschonden en opengebloeide uniekheid. In Jezus is God ten volle God en de mens ten volle mens. Dit zien we in volle pracht op de Tabor en bij de verrijzenis.

Verder nog, mogen we dit mysterie van Pinksteren herkennen in God zelf, in de Heilige Drie-eenheid, Vader, Zoon en Geest. Van Hem belijden we de eenwezenlijkheid én de uniekheid en onherleidbaarheid van de drie Personen. In God is alles één en alles uniek; Eenheid en uniekheid vinden er hun bron en hun uiteindelijke verzoening. God is de bron en het eindpunt waarin eenheid en verscheidenheid hun spanning prijsgeven. Alles wordt opgetild tot een onuitsprekelijke vrede, tot een wonderbaar harmonisch spel van wederkerige bejegening en welwillendheid. Woorden schieten tekort om dit goddelijke intra-trinitaire leven uit te drukken. Het overstijgt ons.

Geroepen om te delen in het liefdesmysterie van God, Vader, Zoon en Heilige Geest.

Toch beroeren we het, want de Geest voert er ons binnen. Een wonderbaar perspectief tekent zich af: de Geest, van God uit, komt binnen, en verwekt in het water van de moederschoot, beeld van de menselijke natuur, Jezus, Mensgeworden Woord van de Vader. Zo wordt er een bres geslagen in de cocon van onze vervreemde natuur. Na de Hemelvaart van de Zoon komt de Geest en verwaait de vervreemding, tot in onze harten toe. Hij brengt in herinnering. Hij vernieuwt de natuur door er tde Christus in uit te tekenen. De Geest komt binnen en geeft deel aan het mysterie van Christus. Geeft deel aan het leven van God, aan de gevoelens van God. Hij bewerkt persoonlijke en gezamenlijke participatie aan het mysterie van God zelf. We worden deelgenoten, communicantes, samen worden we Kerk , assemblée. In Jezus onze Heer en door de kracht van de Geest worden we samengebracht in zijn lichaam. Hij heeft voorgoed eenheid gesticht tussen de uitersten. Tussen De Schepper en het geschapene, tussen God en mens en, in Hem, tussen de mensen. Deze eenheid mag nu doorstromen, door de Geest, naar de mensen, naar de wereld, naar de kosmos.

Gezonden naar allen

Immers de gave van God is ook opgave. De Geest wil meer dan alleen maar een klein groepje betrekken in zijn harmoniserende werking. Het gelaat van heel de aarde wil Hij vernieuwen en alle talen wil Hij verenigen in één, voor allen verstaanbare, taal: de taal van de liefde die het werk van eenheid en verscheidenheid kan voltooien.


Daarom zien we op de meeste Pinkstericonen, onderaan, daar waar de kring van de apostelen ongesloten en open is, de oude figuur van de Kosmos. Hij hunkert naar vernieuwing. Hij is oud geworden door de vervreemding van de zonde, die als een koning over hem heerst. Zijn omgeving is duister. Hij draagt een doek met daarin de twaalf rollen, het Evangelie van de apostelen, het evangelie van Christus. Het is door de kracht van de Geest in zijn volle schoonheid in het zicht getreden en verstaan. Vanuit de Twaalf begint het zijn tocht naar de uiteinden der aarde. Het deint uit. Het vaart over het aardrijk. Tot de einden der wereld klinkt zijn aanroep (Ps. 19), om het gelaat van de aarde te vernieuwen. (Ps. 104)
Het Evangelie draagt de kracht in zich om de mens te bevrijden en hem te herstellen in zijn priesterlijke taak ten aanzien van deze oude kosmos. De bevrijde mens zal de kosmos, als een voorganger, op God richten, hem herstellen en bevestigen in de lofzang die hij zijn Schepper zou brengen. Dat werkt als een verjongingskuur. Het is de Adem van de lofzang en de liefde die alles doet ontwaken uit de slaap van de ouderdom, zoals de zang van de vogels in de lente de natuur hernieuwt.

Op sommige Pinkstericonen zien we, in plaats van de kosmosfiguur, een beeld van de volkeren, in al hun verscheidenheid en eigenaardigheden voorgesteld. Ook zij zijn door het Evangelie geroepen om binnen te gaan in de kring van eenheid en verscheidenheid, in de participatie aan het mysterie van de drie-ene God, door Jezus Christus de verzoener van alle uitersten.

“Maar zijn al die daar staan dan geen Galileërs? Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal? Parthen, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea, van Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfilië, Egypte en het gebied van Lybië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.” (Hand 2,7b-13)

« Terug naar het overzicht van de bloemlezing