Leerhuis van de kerkvaders

Augustinus en Maximus de Belijder over de liefde

Verzameld door Lode Aerts

  1. De liefde in de mens (teksten van Augustinus)
  2. De liefde in het centrum (teksten van Augustinus)
  3. God is liefde (teksten van Augustinus)
  4. Maximus de Belijder over de liefde

« Terug naar het overzicht van de bloemlezing

1. De liefde in de mens (teksten van Augustinus)

Preken over de eerste brief van Johannes, 120 (VII, 5)

Vertaling: T.J. Van Bavel o.a.

“Besef dat handelen tegen de liefde, handelen tegen God is. Niemand mag beweren: ‘Wanneer ik mijn medemens niet bemin, misdoe ik slechts tegen een mens; en een fout tegen een mens gebeurt nogal gemakkelijk eens; maar ik zou in geen geval tegen God willen zondigen’.
Maar als ‘God liefde is’, hoe kan men dan beweren niet tegen God te zondigen, als men tegen de liefde zondigt? […]Het is de Geest van God zelf die verklaart: ‘God is liefde.’ Durft gij dan nog tegen God in te gaan en uw medemens niet beminnen?

Ibidem, 91 (V, 7)

Men kan natuurlijk altijd opwerpen: ik zie God niet. Daar zou ik tegenover willen stellen dat gij nooit kunt zeggen: ik zie de mens niet! Heb de mens dus lief, want als gij uw broeder, die gij ziet, bemint, dan ziet gij tegelijk ook God. Dan ziet gij immers de liefde en in het hart van de liefde woont God.

De Goede Herder, Archeologisch museum Istanbul

Ibidem, 160 (IX, 10)

Het kan niet anders of iemand die zijn broeder bemint, bemint God: zo iemand bemint noodzakelijkerwijze de liefde. Men kan zijn broeder niet beminnen zonder van de liefde te houden. Men bemint in dit geval dus noodzakelijkerwijze de liefde. Maar omdat iemand van de liefde houdt, houdt hij daarom ook noodzakelijk van God? Inderdaad. Wie van de liefde houdt, bemint God. Gij zijt toch niet vergeten wat zojuist gezegd is: 'God is liefde’? Als God liefde is, dan bemint ieder die van de liefde houdt, God. Bemin uw broeder en ge moogt gerust zijn.

Ibidem, 158 (IX, 9)

Wat doet een lelijk man met een mismaakt gezicht als hij van een beeldschone vrouw houdt? Of een lelijke, niet bevallige, donkere vrouw als zij van een knappe man houdt? De liefde zal haar niet mooi maken. De liefde kan evenmin het uiterlijk van de man aantrekkelijk maken. Hij houdt van een mooie vrouw; hij bekijkt zich in de spiegel en schaamt zich zijn gezicht op te heffen naar de mooie vrouw die hij bemint. Wat moet hij beginnen om er wat aantrekkelijker uit te zien? Wachten tot de schoonheid komt? Integendeel, al wachtende komt de ouderdom dichterbij, die hem nog lelijker maakt. Er is niets aan te doen, daarvoor bestaat geen raad. (...)
Zusters en broeders, onze ziel is lelijk door de zonde. Door God te beminnen wordt ze schoon. Welke liefde is in staat een minnaar schoon te maken? God is blijvend schoon. Nooit ontbreekt iets aan zijn schoonheid, nooit verandert Hij. God die altijd schoon is, heeft ons eerst bemind. Hij heeft ons bemind toen we nog lelijk en misvormd waren. Niet om ons lelijk te laten, maar om ons van lelijke tot schone mensen te maken. Wij zullen schone mensen worden door Hem te beminnen die steeds schoon blijft. Naarmate de liefde groeit in u, groeit ook de schoonheid, want de liefde is de schoonheid van de ziel.
“Wij willen liefhebben omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.” Paulus zegt: “God bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor dat Christus voor ons is gestorven, toen wij nog zondaars waren.” (Rom. 5,8); de rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, de schone voor de lelijken.

2. De liefde in het centrum (teksten van Augustinus)

Eenheid en liefde, 118 (VII,2)

Preken over de eerste brief van Johannes. Vertaald door T.J. Van Bavel o.a., Heverlee, Augustijns historisch instituut, 1969

Buiten de liefde was er geen enkele reden waarom Christus in deze wereld moest komen. Wij moesten de liefde van Christus zelf leren kennen, die door Hem in het evangelie omschreven wordt met de woorden: ‘Geen grotere liefde kan iemand hebben dan zijn leven te geven voor zijn vrienden.’ De Zoon van God was slechts in staat zijn leven voor ons te geven indien Hij kon sterven; en om te kunnen sterven moest Hij mens worden.

Het eerste geloofsonderricht, 23 (IV,8)

Vertaald en ingeleid en van aantekeningen voorzien door G. Wijdeveld, Baarn, Ambo, 1982

Christus is vooral gekomen om de mens te laten weten, hoezeer God hem liefheeft.

Eenheid en liefde, 172 (X,7)

Preken over de eerste brief van Johannes

Christus heeft uw aandacht niet willen versnipperen door een wet die vele bladzijden zou beslaan. In twee geboden zijn de hele wet en al de profeten samengevat. Welke zijn die twee geboden? 'Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand’ en 'Gij zult uw naaste beminnen als uzelf’.

Ibidem, 120 (VII,4)

Indien er in de rest van de Schrift niets meer over de liefde stond dan alleen dit woord van de heilige Geest 'God is liefde’, dan hoefden we niet verder te zoeken. Het zou voldoende zijn.

Het eerste geloofsonderricht, 23 (IV,8)

Het is wel duidelijk dat aan die twee geboden, het gebod van de liefde tot God en dat van de liefde tot de naaste, niet alleen de gehele wet en de profeten hangen — nog de enige Heilige Schrift op het moment dat de Heer dat zei — maar ook alles wat naderhand nog aan boeken met Gods woorden tot ons heil is geschreven en overgeleverd.

Preek Denis 16,1

Twee dingen zijn noodzakelijk in deze wereld: het leven en de vriendschap. Daaraan moeten we groot belang hechten en die mogen we nooit geringschatten. Het leven en de vriendschap zijn goederen door de natuur geschonken. God heeft de mens geschapen opdat hij zou zijn en zou leven: dat is het leven. Maar opdat de mens niet alleen zou zijn, is ook vriendschap een levenseis.

Eenheid en liefde, 117 (VII,1)

Preken over de eerste brief van Johannes

De hele brief van Johannes is feitelijk niets anders dan één lange aanbeveling van de liefde.

3. God is liefde (teksten van Augustinus)

Genezing van de melaatse, tweede helft 12e eeuw

Eenheid en liefde, 148 (IX, 1)

Preken over de eerste brief van Johannes

Ik weet niet of men de liefde prachtiger kan voorstellen dan met de woorden: 'God is liefde’. Deze lof is kort, maar groots. Vlug gesproken, maar ontzaglijk van inhoud. Als ge gaat tellen, is het in één adem uitgesproken; als ge gaat peilen, wat een diepte. ‘God is liefde. En wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem’. God moet voor u een woning zijn en gij een woning voor God. Blijf in God en God zal in u blijven. God blijft in u om u in zich op te nemen. Gij blijft in God om niet in het niets te vallen. Daarom zegt Paulus van de liefde: ‘De liefde vergaat nooit.’

Ibidem, 122 (VII, 7)

Hij heeft ons het eerst bemind, op een wijze waarop wij niet kunnen beminnen. Hij hield van ons als zondaars.

Het eerste geloofsonderricht, 22-23 (IV, 7)

Wat is nu de voornaamste reden geweest van de komst van de Heer? Wat anders dan Gods wens om onder ons — en met geweldige nadruk — zijn liefde te tonen? Want terwijl wij nog zijn vijanden waren, is Christus voor ons gestorven”.

Eenheid en liefde, 122 (VII, 7)

Preken over de eerste brief van Johannes

In het feit dat Christus voor ons gestorven is, ligt het grootste bewijs van Christus’ liefde voor ons.

Ibidem, 158 (IX, 9)

Hij heeft ons eerst liefgehad en ons de mogelijkheid geschonken Hem te beminnen.

Ibidem, 140 (VIII, 10)

Daar ligt een boomstam van hard eikenhout; een goed vakman ziet dat onbewerkt hout, zo uit het bos gekapt, en het bevalt hem, hoewel ik niet precies weet wat hij ervan gaat maken. Hij houdt ervan, maar niet om het zo te laten. Zijn vaardigheid ziet in dat hout allerlei toekomstige mogelijkheden. Hij blijft niet staan bij zijn gehechtheid aan dat hout zoals het nu is. Hij houdt reeds van wat hij ervan zal maken. Zo heeft ook God ons bemind toen wij nog zondaars waren.

4. Maximus de Belijder over de liefde

De Goede Herder, Cleveland museum of Art, 3e eeuw

De liefde, de samenvatting en vervulling van alle deugden

Uit de tweede brief. Vertaling uit het Grieks. P. Lucas Vossen osb

Welke vorm zou niet aan de liefde toebehoren?

Zou haar de nederigheid ontbreken, het eerste fundament van de deugden, waardoor wij ertoe geraken om onszelf te kennen en niet toe te geven aan de ijdele opgeblazenheid van de hoogmoed?

Zou haar de zachtheid ontbreken, waardoor wij de verwijten en de loftuitingen verwerpen en zo de hindernissen verwijderen van de kwalen die uit deze beide tegengestelde kanten voortkomen, ik bedoel, van de lof en van de verachting?

Zou haar de zachtmoedigheid ontbreken die maakt dat wij, zelfs wanneer wij lijden, gelijkmoedig blijven tegenover hen die ons kwaad doen, opdat wij ten aanzien van hen geen enkele vijandigheid of kwaadwilligheid ervaren?

Zou haar de barmhartigheid ontbreken waardoor wij ermee instemmen om de tegenslagen van anderen tot de onze te maken, en waardoor wij niet toelaten om hen die van ons geslacht en ons ras zijn te miskennen?

Zou haar de matigheid ontbreken, Het geduld, de lankmoedigheid, de goedheid, de vrede en de vreugde waardoor wij met zachtheid de woede en het begeren tot rust brengen, hun heet geborrel en hun brand? In één woord, om samen te vatten, zou ik zeggen dat de liefde het summum is van alle goede dingen. Immers, allen die haar weg volgen leidt zij en brengt zij tot God, het hoogste Goed en de bron van alle goed, want zij (de liefde) is trouw en onwankelbaar.

« Terug naar het overzicht van de bloemlezing