De Vaders bidden om de Geest
- Symeon de Nieuwe Theoloog (949-1022), Hymne 47.
- Symeon de Nieuwe Theoloog, Gebed tot de Heilige Geest.
- Symeon de Nieuwe Theoloog. Gebed tot Christus opdat Hij de Heilige Geest zou zenden.
- Symeon de Nieuwe Theoloog, Gebed tot de Heilge Geest. Hymnen, proloog.
- Pseudo-Macharius. Uit de geestelijke homilieën, Homilie 18.
- Uit de geschriften van de H. Staretz Sulouan de Athoniet (+ 1938) Passim.
« Terug naar het overzicht van de bloemlezing
1. Symeon de Nieuwe Theoloog (949-1022), Hymne 47.
Gij zijt gezegend , Heer,
Gij zijt gezegend, Enige,
Gij zijt gezegend, Barmhartige,
Gij méér dan gezegend,
die in mijn hart het Licht van uw geboden geplaatst hebt
en de boom van Uw Leven in mij hebt geplant,
die mij hebt gemaakt tot een ander paradijs temidden van de zichtbare wezens,
geestelijk tussen de tastbare wezens, op bewuste wijze geestelijk.
Want Gij hebt met mijn ziel een andere Geest verbonden,
Uw goddelijke Geest, die Gij in mijn schoot hebt doen wonen.
Hij is waarlijk de enige levensboom.
Hij die, in welke grond men Hem ook plant – het is te zeggen: in de ziel van een mens -,
in welk hart Hij ook wortels schiet,
Hij maakt het onmiddellijk tot een stralend paradijs,
gesierd met alle soorten mooie planten,
bomen, allerlei vruchten veelkleurig geschakeerd
met duizend bloemen en welriekende lelies:
de deemoed, de vreugde, de vrede,
de zachtmoedigheid en het medelijden, de droefheid,
de regen van tranen en het vreemde genot dat men in hen proeft,
de heerlijkheid van Uw genade
die allen verlicht die in het paradijs vertoeven.
Gij zijt de beker die mij de overvloed van het leven toeschenkt;
zonder berekening verschaft Gij mij de woorden van goddelijke kennis;
maar als Gij hen weigert, als Gij hen terugneemt,
zie dan ben ik als een steen, dom, zonder enig gevoel.
Nooit zal de trompet klinken zonder de adem van de muzikant,
en zo blijf ik, zonder U, eveneens onbezield.
Voor het lichaam is het onmogelijk
om het even wat te doen zonder de ziel,
zo kan de ziel evenmin zonder uw Geest zich bewegen
noch Uw geboden onderhouden, Verlosser;
Zij kan U niet zien, niet bij U verwijlen,
noch wijselijk Uw glorie bezingen, o mijn God.
Ziedaar dus waarom ik tot U roep,
waarom ik het uitschreeuw: Gij die daarboven zijt bij de Vader en die U bij ons bevindt (…) ontsteek in mijn hart het vuur van Uw liefde.
Het is dit Licht dat, zich ontwikkelend tot vlam van goddelijk verlangen
mij duidelijker Uw Glorie laat zien, o mijn God.
2. Symeon de Nieuwe Theoloog, Gebed tot de Heilige Geest.
Theologische verhandelingen, 3, 47-69
Om de Geest aan te roepen zeggen wij:
Heilige Geest die op onzegbare wijze voortkomt uit de Vader
en die door de Zoon in ons, gelovigen, woont,
Geest van leven en inzicht,
Geest van heiligheid en volmaaktheid,
goede Geest,
wijs, vriend van de mensen,
zacht, roemrijk, die tegelijk voedt en laaft,
die ons spaart, die verlicht, die sterkt.
Goddelijke Geest van geduld,
Geest die vreugde geeft, blijdschap,
matigheid, wijsheid, kennis en zachtheid,
die de beledigingen doet vergeten
en ook de zorgen van hier beneden;
die ons het goede dat van boven komt laat zien,
de moedeloosheid verjaagt,
die de traagheid en slordigheid van ons verwijdert,
de nieuwsgierigheid en de slinksheid op de vlucht jaagt.
Geest die de mysteries ontsluit,
het Rijk der hemelen waarborgt,
bron van profetie, poort van het berouw.
Als een poortwachter wijst Gij aan langswaar de strijders moeten binnengaan.
Geest van kuisheid, van vrede, van geloof en van matigheid.
Geest van verlangen, die het verlangen wekt,
kom en woon in ons,
heilig ons,
vorm ons om en verlicht onze harten.
Gij die deelt in het wezen en in de heerlijkheid van de Vader en de Zoon;
Gij die tot goden maakt allen die U onthalen,
wis alle fouten uit en breng ons alle deugden door Uw komst;
Want Gij moet ons dit niet geven door het van elders te nemen,
Zèlf zijt Gij al het mogelijke goed.
Inderdaad, hen, in wie Gij uw intrek neemt,
bezitten in zich wezenlijk al wat goed is.
3. Symeon de Nieuwe Theoloog. Gebed tot Christus opdat Hij de Heilige Geest zou zenden.
Ethische verhandelingen 5, 442-460
Ontferm U over mij, Zoon van God, en open voor mij de ogen van mijn ziel, opdat ik het Licht der wereld kan ontwaren, het Licht dat Gij zijt, o God. En opdat ook ik kind kan worden, kind van de dag!
Laat mij niet, als was ik haar niet waard, achter als vreemd aan uw Goddelijkheid, o Goede. Openbaar U, Heer, aan mij, opdat ook ik zou weten dat Gij mij hebt bemind omdat ik trachtte uw geboden na te komen.
Gij die mededogend zijt, zend ook over mij de Trooster, opdat Hij mij leert over U en over wat van U is, o God van het heelal.
Doe het ware licht over mij stralen, o Barmhartige, opdat ik Uw heerlijkheid zie, die heerlijkheid die Gij bij de Vader hadt voor dat de wereld bestond. Blijf ook in mij, zoals Gij hebt gezegd, opdat ik op mijn beurt waardig ben in U te blijven en zo, bewust, bij U mijn intrek neem en ik U, in mij, bezit.
Wil, Onzichtbare, in mij vorm aannemen, opdat ik, wanneer ik uw ontoegankelijke schoonheid zie, drager wordt van Uw beeld en alle zichtbare dingen vergeet. Geef mij de heerlijkheid, o barmhartige, die de Vader u gaf, opdat ik, op U gelijkend en, zoals al uw dienaren, god geworden volgens de genade, onophoudelijk met U zou zijn, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
4. Symeon de Nieuwe Theoloog, Gebed tot de Heilge Geest. Hymnen, proloog.
Kom, licht der waarheid,
Kom, eeuwig leven,
Kom, verborgen geheim,
Kom, niet te noemen schat,
Kom, onuitsprekelijke werkelijkheid
Kom, Persoon die wij niet kunnen vatten.
Kom, geluk zonder einde,
Kom, licht dat niet ondergaat.
Kom, Gij die zonder verpozen waait over allen die gered moeten worden,
Kom, oprichter van wie neerliggen,
Kom, opstanding der doden.
Kom, machtige, die altijd alles tot stand brengt en alles vernieuwt.
Kom, onzichtbare, onaantastbare en onaanraakbare,
Kom, Gij die eeuwig onbeweeglijk zijt maar op elk ogenblik Uzelf in beweging zet en tot ons komt, tot ons die neerliggen in onmacht, Gij die hoog boven de hemelen troont.
Kom onuitsprekelijke, maar overal herhaalde en diep beminde Naam, maar van wie het niet geoorloofd is te zeggen Wie Gij zijt, of wat Gij zijt.
Kom eeuwige vreugde
Kom krans die nooit verwelkt,
Kom, purper van de Grote Koning, onze God,
Kom, gordel van kristal en met edelstenen gesierd,
Kom, Gij naar wie mijn vermoeide ziel verlangt.
Kom, Gij zijt zelf het verlangen in mij dat mij doet verlangen.
Kom, mijn Adem en mijn Leven.
Kom, troost van mijn armlastige ziel,
Kom, mijn vreugde, glorie en eeuwige verkwikking.
5. Pseudo-Macharius. Uit de geestelijke homilieën, Homilie 18.
Spreken vanuit een diepere bron, vanuit de eigen schat.
Wie dus in zich, de hemelse schat van de Heilige Geest heeft gevonden en Hem in zich draagt, onderhoudt dank zij Hem, op onberispelijke en zuivere wijze, in alle vrijheid en ongedwongenheid, heel de gerechtigheid van de geboden en alle werken van de deugd. Laten we daarom God smeken, ook wij, laten we zoeken en Hem bidden, opdat Hij ons de schat geeft van zijn Geest, en wij zo in staat zouden zijn om zonder verwijt onze weg te gaan, in alle zuiverheid de weg van al zijn geboden zouden volgen en alle gerechtigheid van de Geest zuiver en volmaakt zouden beoefenen, dank zij de hemelse schat die Christus is.
Want wie nooddruftig is, naakt, arm en hongerig, kan in deze wereld niets verwerven, uit reden van zijn behoeftigheid zelf. Maar wie een schat bezit – zoals gezegd – vindt gemakkelijk en zonder moeite alle dingen die hij verlangt. Zo ook is de naakte ziel, die verstoken is van de gemeenschap van de Heilige Geest en die herleid is tot de penibele armoede van de zonde, onbekwaam om, zelfs al ze het zou willen, uit zichzelf de vruchten van de Geest voort te brengen, i.e. de gerechtigheid, zonder vooraf deel te hebben gehad aan de Geest.
Tegelijk is het ook nodig dat iedereen zich moeite getroost om God te smeken, dat hij waardig zou worden geoordeeld om deze hemelse schat te ontvangen en te vinden, opdat hij zonder pijn en moeilijkheden, op onberispelijke en zuivere wijze, alle verordeningen van de Heer die hij tevoren niet kon in ere houden, zou kunnen navolgen, ook al moest hij er zich geweld voor aandoen.
Hoe zou hij, arm en naakt als hij is – want verstoken van de gemeenschap van de Geest – hoe zou hij dergelijke goederen kunnen verwerven zonder de schat van de geestelijke rijkdom te bezitten?
Alleen de ziel die de Heer, de ware Schat, heeft gevonden brengt, zoals reeds gezegd, -en met gemak – de vruchten van de Geest voort Zij volbrengt alle gerechtigheid en komt de geboden van de Heer na die de Geest haar voorschrijft. Ze doet het in zichzelf en door zichzelf, op een zuivere wijze, volmaakt en onberispelijk.
Een voorbeeld
Maar laten we onze toevlucht nemen tot een voorbeeld.
Als een rijk man een overvloedig banket organseert, dekt hij de kosten met zijn eigen middelen en uit de schat die hij zelf bezit, zonder angst om armer te worden – zo aanzienlijk is zijn fortuin – biedt hij zijn gasten gevariëerde en uitgelezen gerechten aan. Maar als een arme mens, zonder middelen, iemand aan zijn tafel uitnodigt, moet hij alles lenen, servies inbegrepen, kleren en al de rest. Dan, als de genodigden hebben gegeten – zoals een arme het eigenlijk niet kan aanbieden – geeft hij aan eenieder het ontleende terug: het zilverwerk, de kleren en al het overige. Als hij aan eenieder het zijne heeft teruggegeven, blijft hij zelf arm achter en naakt. Immers hij bezit geen persoonlijk fortuin waar hij kan op bogen.
Zo bezitten wie rijk zijn door de Heilige Geest waarlijk hemelse rijkdommen en de gemeenschap met de Heilige Geest, als zij aan anderen het Woord van de waarheid verkondigen, hun een spiritueel discours aanreiken, goed willen doen aan de zielen. Dan putten zij uit hun eigen rijkdom en hun eigen schatten die zij in zich meedragen. Daar halen zij hun woorden uit te voorschijn, zo doen zij goed aan de zielen van wie hun geestelijk woord beluisteren en ze zijn niet bang om ooit tekort te komen. Want zij bezitten in zichzelf deze hemelse schat van goedheid waaruit zij alles tevoorschijn halen waarmee ze hen die van dit geestelijk gastmaal genieten, verheugen.
Maar de arme, helemaal verstoken van de rijkdom van Christus, die in zijn hart geen geestelijke rijkdom heeft, geen bron van zijn woorden en goede werken, van goddelijke gedachten en onuitsprekelijke mysteries: als hij in die toestand het woord van de waarheid wil verkondigen en zijn toehoorders verblijden, zal – omdat hij het Woord van God met al zijn kracht en waarheid niet in zich draagt — slechts van buitenaf woorden nazeggen, hier en daar gelezen of gehoord. Hij kan ogenschijnlijk aan sommigen goed doen en anderen zullen er wel wat plezier in vinden als ze naar hem luisteren, maar, eens zijn discours beëindigd, keert elk woord terug naar de bron waaruit het is geput en hijzelf blijft naakt en arm achter zoals tevoren. Want de geestelijke schat is geen echt bezit geworden, geen eigen schat waaruit hij put om anderen op te bouwen en te verblijden. En ook hijzelf, die toch de eerste betrokkene is, vindt de verheugenis en blijdschap door de Geest niet.
Vragen om de Geest
Zie, omwille van dit alles, moeten wij eerst aan God, met de inzet van ons hart en met geloof, vragen om ons, in onze harten, zijn eigen rijkdom te doen vinden: de ware Schat van Christus, mèt de kracht en de werkdadigheid van de Geest. Eenmaal wij in onszelf zullen ontdekt hebben wat ons tot voordeel strekt: – het heil, het eeuwige leven, de Heer -, dan zullen wij zoeken hoe wij anderen van nut kunnen zijn, in de mate van het mogelijke, door uit de innerlijke schatkamer die Christus is, het goede geestelijke onderricht naar voor te halen en ook door de mysteries van het Koninkrijk te verklaren. Want het heeft de welwillendheid van de Vader behaagd zijn intrek te nemen in elke mens die gelooft en Hem vraagt: “Wie Mij liefheeft, zegt de Heer, die wordt door mijn Vader bemind, en ook Ik zal hem liefhebben en Mij aan hem openbaren”. En nog: “Ik en mijn Vader zullen tot hem komen en verblijf in hem nemen” (Joh 14 21.23) De eindeloze goedheid van de Vader heeft het zo besloten, de onbegrijpelijke liefde van de Zoon heeft het zo gewild, de onuitsprekelijke goedheid van de Heilige Geest heeft het beloofd. Eer zij de onzegbare barmhartigheid van de Heilige Drie-Eenheid.
De talloze en gevariëerde uitwerkingen van de Geest in de ziel
Wie waardig zijn geacht om kinderen van God te worden en herboren te worden uit den hoge door de Heilige Geest, wie Christus in zich dragen die hen verlicht en rust geeft, die worden op talloze en gevariëerde wijzen geleid door de Heilige Geest en ondergaan op onzichtbare wijze in hun hart – stevig bevestigd in een geestelijke rust – de werking van de genade. Laten we enkele voorbeelden aanhalen uit de zichtbare vreugden van de wereld om, in zekere mate, door voorbeelden aan te duiden hoe de genade zich in de ziel gedraagt.
Soms verheugen deze zielen zich, als waren ze aanwezig op een koninklijk banket en ondervonden ze onuitsprekelijke blijheid en geluk. Een andere keer zijn zij als de bruid die samen met haar bruidegom uitrust in een goddelijke rust. Soms zijn ze als de onlichamelijke engelen en genieten, met hun lichaam, van een vrijheid en een soepelheid die lijkt op de hunne. En soms zijn ze als beneveld door de drank, vol blijheid en dronken in de Geest van die goddelijke dronkenschap verborgen in de geestelijke mysteries.
Een andere keer zuchten ze en klagen ze over het menselijke ras en smeken zij voor de algehele Adam. Zij worden dan door hartenpijn en tranen ingepalmd, branden als ze doen van de liefde van de Geest voor heel de mensheid. Op een ander moment doet de Geest zo’n blijdschap in hen ontvlammen en zo’n liefde dat zij – als dit mogelijk zou zijn – alle mensen, zonder te onderscheiden tussen goeden of slechten, in hun hart zouden willen sluiten. Soms weer, plaatsen ze zich zozeer onder alle mensen, in de nederigheid van de Geest, dat ze zich voor de laatste en meest onbetekenende houden van allen. Een andere keer worden zij door de Geest binnengetrokken in een onuitsprekelijke vreugde. Nog een andere keer, lijken ze op een machtige strijder die de vijand gaat beoorlogen, wakker strijd levert en de overwinning behaalt. Zo neemt geestelijke mens ook de wapens op van de Geest, rukt op tegen zijn vijanden, gaat de strijd aan en loopt hen onder de voet (cf 1 Kor 15,27).
Een andere keer, rust de ziel uit in grote gemoedsrust, in diepe sereniteit en vrede, helemaal opgeslorpt in een geestelijk genieten, in een onuitsprekelijke rust en een volkomen tevredenheid. Weer een andere keer maakt de genade haar vrij door haar een inzicht te geven en onuitsprekelijke wijsheid, een peilloos diepe kennis in de Heilige Geest, door geen enkele tong of mond uit te drukken. Een andere keer wordt zij weer aan alle andere mensen gelijk.
Zo gedraagt de genade zich in elkeen op gevariëerde wijze en leidt zij de ziel op vele manieren: door haar rust te brengen zoals het God behaagt, door haar op verscheiden wijze te oefenen. Om haar volmaakt aan te bieden aan de Vader in de hemel, smetteloos en zuiver.
De Geest maakt ons Christus-gelijk
De werkingen van de Heilige Geest waarover we spraken behoren, in hun verschillende graden, tot wie dicht bij de volmaaktheid zijn geraakt. Inderdaad, de gevarieerde vormen van rust door de genade toebedeeld, dragen wel verscheiden namen maar zij zijn nietemin ononderbroken actief in de ziel en de ene werkelijkheid volgt de andere onmiddellijk op.
Van zodra de ziel tot de geestelijke volmaaktheid is gekomen, van zodra ze volkomen is gezuiverd van de hartstochten, door een onuitsprekelijke communio en met de Geest, de Helper, verenigd, en waardig geacht om geest te worden en met de Heilige Geest vermengd, dan wordt zij helemaal licht, helemaal oog, helemaal geest, helemaal vreugde, helemaal zoetheid, helemaal blijdschap, helemaal liefde, heel en al mededogen, heel en al goedheid en heel en al zachtheid.
Zoals de steen die in de afgrond van de zee van alle kanten door water is omringd, zo is het met hen die op alle mogelijke manieren met de Geest zijn vermengd en zij gelijken op Christus.
Zij bezitten voortdurend in zich de spirituele kracht van de macht van de Geest en ze zijn, van binnen en van buiten, onberispelijk, smetteloos en zuiver.
Door de Heilige Geest hersteld, hoe zouden zij naar buiten toe vruchten van slechtheid kunnen voortbrengen? Waarlijk, in hen schitteren – op alle wijzen en ten allen tijde – alleen de vruchten van de Geest (Gal 5, 22).
Laten we smeken om de beloofde Heilige Geest.
Laten we dus God smeken, ook wij, en laten we Hem vertrouwen met grote liefde en hoop, opdat Hij ons de genade schenkt van de gave van de Heilige Geest, opdat deze Geest ons leidt en brengt naar het volbrengen van de wil van God, opdat Hij ons rust verleent volgens het ganse gamma van zijn vertroostingen, opdat we zouden worden waardig gekeurd, dank zij zijn gedragswijze, om de liefde te beoefenen en geestelijk vooruit te komen, om de volmaaktheid te bereiken van Christus volges het woord van de Apostel: “ Opdat gij vervuld zoudt zijn van heel de volheid van Christus “ (Ef 3, 19). En nog: “Tot wij allen tesamen komen tot volmaakte man, tot de gehele omvang van de volheid van de Christus” (Ef 4,13)
De Heer heeft aan allen die in Hem geloven en die het Hem oprecht vragen, beloofd om hun als gave de mysteries te verlenen van de onuitsprekelijke gemeenschap van de Heilige Geest. Laten we ons dus helemaal aan de Heer wijden en laten we ons haasten om de goede dingen te verwerven waarover wij spraken. Geheiligd naar ziel en lichaam, genageld op het kruis van Christus, laten we het hemelse Koninkrijk waardig worden, terwijl we de Vader, de Zoon en de Heilige Geest verheerlijken in de eeuwen der eeuwen. Amen.
6. Uit de geschriften van de H. Staretz Sulouan de Athoniet (+ 1938) Passim.
Over de genade va de Heilige Geest
Elke dag voeden wij ons lichaam en ademen we lucht in om te leven. Maar de ziel heeft de Heer en de genade van de Heilige Geest nodig, anders is de ziel dood. Zoals de zon de veldbloemen warmte geeft en tot leven wekt en deze zich naar hem oprichten, zo wordt ook de ziel die God liefheeft tot Hem aangetrokken en zij voelt zich gelukzalig in Hem en in haar grote vreugde verlangt zij dat alle mensen van ditzelfde geluk zouden kunnen genieten. De Heer heeft ons ook daartoe geschapen, dat wij eeuwig met Hem in liefde zouden verblijven in de hemelen.
Wanneer de ziel in de Heilige Geest is, is zij tevreden en verlangt niet naar het hemelse, want het Koninkrijk is binnen in ons: want de Heer is gekomen en heeft zijn intrek in ons genomen.
Gij, ons Licht, verlicht de ziel
om u onverzadigbaar te beminnen.
Gij neemt uw genade van mij weg
omdat mijn ziel niet altijd in de nederigheid verblijft.
maar Gij ziet hoe bedroefd ik ben
en ik smeek U: “Geef mij de nederige Heilige Geest”.
Wie de genade niet kent, die zoekt haar ook niet. Zo is de wereld vastgekleefd en de mensen weten niet dat niets op aarde de zoetheid van de Heilige Geest kan vervangen.
Een mens is machteloos om de geboden van God uit te voeren. Daarom is er ook gezegd: “Vraagt en u zal gegeven worden” (Mt 7, 7; Lk 11,9). Als wij niet vragen, kwellen wij onszelf en beroven onszelf van de genade van de Heilige Geest; en zonder de genade raakt de ziel in vele zaken verward omdat zij de wil van God niet begrijpt.
De Heilige Geest is wonderlijk zoet en aangenaam voor ziel en lichaam. Hij maakt de goddelijke liefde kenbaar en deze liefde is van de Heilige Geest.
Het is een wonder: door de Heilige Geest leert de mens zijn Heer en Schepper kennen;
Zoals de zon de gehele aarde verwarmt, zo verwarmt de genade van de Heilige Geest de ziel en beweegt haar om de Heer lief te hebben; en zij verlangt naar Hem en zoekt Hem onder tranen.
De Heer verheugt zich over de ziel die nederig berouw toont en Hij schenkt haar de genade van de Heilige Geest
De ziel die God heeft leren kennen in de Heilige Geest, strekt zich naar Hem uit; de gedachte aan Hem trekt haar sterk aan en zij vergeet de wereld gemakkeleijk. Maar wanneer zij zich de wereld herinnert, wenst zij vurig voor iedereen dezelfde genade en bidt zij voor de gehele wereld. De Heilige Geest Zelf beweegt haar ervoor te bidden, dat alle mensen rouwmoedig worden, God leren kennen en weten hoe barmhartig Hij is.
Geen kennis van God tenzij in de Heilige Geest;
Enkel de mens aan wie de Heer de Heilige Geest geeft, kan door Hem de goddelijke liefde leren kennen.
Plotseling ziet de ziel de Heer en herkent Hem. Wie zal deze vreugde en blijdschap beschrijven?
De Heer wordt gekend in de Heilige Geest en de Heilige Geest woont in de gehele mens: in zijn ziel, in zijn geest en in zijn lichaam.
De Heer is liefde. Hij heeft ons opgedragen elkaar lief te hebben en onze vijanden lief te hebben; de Heilige Geest leert ons deze liefde.
De ziel die de Heilige Geest niet heeft leren kennen, begrijpt niet hoe men zijn vijanden kan liefhebben en neemt dit gebod niet aan. Maar de Heer heeft medelijden met alle mensen en wie mèt de Heer wil zijn, moet zijn vijanden liefhebben.
Wie de Heer heeft leren kennen door de Heilige Geest, gaat op de Heer lijken, zoals Johannes de Theoloog gezegd heeft: “ En wij zullen aan Hem gelijk zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is” (1Joh 3,2) en wij zullen zijn heerlijkheid zien.
De liefde van de Heer kan op geen andere wijze worden gekend dan door de Heilige Geest; maar de vreedzame ziel die haar geweten rein bewaart, leert God uit de schepping kennen, dat Hij de hemel en de aarde geschapen heeft. Maar ook dit is het werk van de genade, zelfs al is het nog maar zwak; zonder de genade kan onze geest God niet leren kennen, maar wordt ze steeds aangetrokken tot aardse zaken: tot rijkdom, tot eer en tot genoegens.
In het algemeen kan eenieder van ons God slechts beschouwen in de mate waarin Hij de Heilige Geest heeft leren kennen; want hoe zouden we over iets kunnen denken en oordelen dat we noch gezien noch gehoord, noch gekend hebben.
De barmhartige Heer heeft de Heilige Geest op aarde gegeven en door de Heilige Geest is de Heilige Kerk gegrondvest
De Heilige Geest heeft ons niet slechts het aardse maar ook het hemelse ontsluierd.
Door de Heilige Geest hebben wij de liefde van de Heer leren kennen. De liefde van de Heer is vurig. De heilige apostelen, die vervuld waren van die liefde, zijn de gehele wereld rondgetrokken en hun geest dorstte ernaar dat alle mensen de Heer zouden leren kennen.
De profeten, Gods lievelingen, zijn in de Heilige Geest verzoet en daarom was hun woord krachtig en aangenaam, want iedere ziel wilde het woord van de Heer horen.
O Wonder! de Heer heeft zelfs mij, die een groot zondaar ben, niet veracht maar Hij heeft mij door de Heilige Geest verleend Hem te leren kennen.
Op onzichtbare wijze geeft de Heilige Geest aan de ziel kennis. De ziel vindt rust in de Heilige Geest. De Heilige Geest verblijdt de ziel en geeft haar vreugde op aarde. Door de Heilige Geest hebben wij geleerd om Gods liefde te leren kennen, maar daarboven, in de hemel zal zij volmaakt zijn.
Toen de Heilige Geest neerdaalde op de apostelen, hebben zij uit ervaring geleerd, wat de liefde voor God is en wat de liefde voor de mens is.
Heer, verleen aan allen
u te leren kennen door de Heilige Geest.
Zoals Gij aan de apostelen de Heilige Geest hebt gegeven
en zij u leerden kennen,
verleen zo aan alle mensen
om u te leren kennen in de Heilige Geest.