Basilius van Caesarea over de Heilige Geest
Uit de verhandeling van de heilige Basilius de Grote, bisschop van Caesarea (+ 379), over de heilige Geest (Lectionarium getijdengebed, jaar II, deel 3. Paastijd, 159-161)
De werkingen van de heilige Geest
Als wij de benamingen van de Geest eenmaal vernomen hebben, wie richt dan zijn geest niet op? Wie laat zijn gedachten dan niet opgaan naar diens zeer verheven natuur? Want Hij wordt Gods Geest genoemd en Geest der waarheid, of Geest die uitgaat van de Vader, rechtschapen Geest en Geest die leiding geeft. Zijn belangrijkste en eigenlijke naam is heilige Geest.
Naar de heilige Geest staat alles gekeerd wat heiliging nastreeft. Al wat vanuit eigen kracht wil leven, richt op Hem zijn verlangen. Zijn bezieling doordrenkt als het ware alles en helpt het zo zijn eigen, natuurlijke doel te bereiken.
De heilige Geest is de oorsprong van de heiliging, het verstandelijk licht. Aan elk geestelijk wezen geeft Hij uit zichzelf een zekere verlichting om de waarheid te vinden.
Van nature is de Geest ontoegankelijk, maar door zijn goedheid kan Hij gevat worden. Hij vervult alles met zijn kracht, maar deelt zich slechts mee aan wie Hem waardig zijn. Niet alles laat de Geest in gelijke mate aan zich deelhebben, maar Hij deelt zijn werkzaamheid uit naar de maat van iemands geloof.
Eén is Hij van wezen, maar veelzijdig in zijn vermogens. Voor iedereen is de heilige Geest helemaal aanwezig, maar tegelijkertijd is Hij overal helemaal aanwezig. Schade loopt Hij niet op, ook al deelt Hij zich uit; Hij blijft een gaaf geheel, ofschoon alles aan Hem deel heeft. Men kan dat vergelijken met de lieflijke zonnestraal die slechts voor één wezen dat van haar geniet, aanwezig lijkt te zijn, maar toch aarde en zee verlicht en zich vermengt met de lucht.
Zó zendt ook de heilige Geest over allen die Hem willen ontvangen, zijn volle genade alsof Hij slechts voor één persoon bestond en toch is het voldoende voor allemaal. Al wat deel heeft aan de Geest, geniet van Hem voor zover het van nature gegeven is, niet voor zover de Geest het kan geven.
Door de Geest richten wij ons hart omhoog. Hij leidt de zwakken bij de hand en brengt de gevorderden tot volmaaktheid. Hij verlicht hen die van alle smet gezuiverd zijn en maakt hen door de gemeenschap die ze met Hem hebben tot geestelijke mensen.
En zoals een helder, doorzichtig voorwerp, wanneer er een zonnestraal op valt, ook zelf bovenmate begint te schitteren en op zijn beurt een nieuwe lichtbron wordt, zo wordt de ziel die de Geest in zich draagt en door Hem verlicht is, ook zelf geestelijk en laat de genade naar anderen uitstromen.
Vandaar komt de kennis van wat komen gaat, het inzicht in de mysteries, het begrijpen van het verborgene, het uitdelen van genadegaven, het hemelse burgerschap, de reidans met de engelen. Vandaar komt de nooit eindigende vreugde, het volharden in God, de gelijkenis met God en het hoogst bereikbare: worden als God.