Leerhuis van de kerkvaders

De voltooiing, beleefd in de Eucharistie en de mystieke vereniging

Module II, jaar 2, lesdag 8

Van de voltooiing draagt de Kerk een beeld in zich mee. Het is aangereikt door de Heer zelf: in het beeld van de bruiloft en het bruiloftsmaal. Dit beeld leeft in de Kerk op twee wijzen, liturgisch-sacramenteel en verinnerlijkt, als een gebeuren dat plaatsgrijpt in het hart van de christen. In de Eucharistie wordt de voltooiing van de eindtijd geanticipeerd en viert de gemeenschap gezamenlijk het aangezegde feest als een reeds in kiem aanwezige realiteit. In de mystieke vereniging van de ziel met God krijgt de mens op een heel bijzondere en persoonlijke wijze deel aan de toekomstige werkelijkheid.

Irenaeus van Lyon, 'Adversus Haereses’

Jezus spoorde ook zijn leerlingen aan om de eerstelingen van de schepping aan God op te dragen, niet omdat God hieraan behoefte zou hebben, maar met de bedoeling dat zijzelf niet zonder vrucht en niet ondankbaar zouden zijn. Daarom nam onze Heer brood, de vrucht van Gods schepping en sprak: ‘Dit is mijn lichaam’ (Mt. 26,26). Eveneens nam Hij de beker, gevuld met de vrucht van deze aardse schepping, getuigde dat dit zijn bloed was en zo maakte Hij het offer van het nieuwe verbond bekend.

Origenes, uit het 'Commentaar op het Hooglied’

De Koning, namelijk het Woord van God, heeft zijn legerstede in de ziel die reeds tot volmaaktheid is gekomen. Want tot die ziel zei de Heer: “De Vader en Ik zullen komen en met haar de maaltijd gebruiken, en Wij zullen in haar ons verblijf vestigen”. Waar gebruikt dan Christus de maaltijd met de Vader? En waar vestigt Hij zijn verblijf? Waar legt Hij zich neer? Gelukzalige breedte van de ziel! Gelukzalige kussens van die geest, waar Vader en Zoon, en met hen ongetwijfeld de heilige Geest, neerliggen en de maaltijd gebruiken en hun verblijf vestigen.

Johannes Chrysostomus, over de eerste brief aan de Korintiërs

Laten we voortbouwen op dat fundament; ons vasthechten aan dat fundament, zoals een rank zich aan de wijnstok hecht. Niets mag er staan tussen ons en Christus; als dat wel het geval zou zijn, gaan we aanstonds verloren. Een rank put het sap uit haar verbondenheid met de wijnstok. Een bouwwerk staat maar stevig, als het op een fundament is gebouwd; staat het ernaast, dan valt het in elkaar, omdat het op niets steunt. Daarom moeten we ons niet slechts aan Christus hechten, maar ook op Hem voortbouwen. Los van Hem zij we verloren. ‘Wie U verlaten, gaan allen te gronde’ (Ps. 73,27), zegt de psalmist.

Laten we dus één zijn met Hem; één met Hem door onze werken, want Christus heeft gezegd: “Wie mijn geboden onderhoudt blijft in Mij’ (Joh. 14,21).

Met veel voorbeelden verduidelijkt Hij deze eenheid, luister maar. Christus is het hoofd, wij zijn het lichaam. Kan er tussen hoofd en lichaam soms een leegte zijn? Hij is de wijnstok, wij de ranken. Hij is de bruidegom, wij de bruid, Hij de herder, wij de schapen, Hij is de weg, wij gaan de weg. Wij zijn de tempel, Hij de bewoner. Hij de eerstgeborene, wij zijn broeders. Hij is de erfgenaam, wij de mede-erfgenamen. Hij is het leven, wij de levenden. Hij is de verrijzenis, wij de verrezenen. Hij is het licht, wij de verlichten.

« Terug naar het programma van Module II, jaar 2