Leerhuis van de kerkvaders

Keuze, inspanning en genade. De deugden.

Module II, jaar 2, lesdag 6

Het leven zelf biedt het materiaal waardoorheen de mens kan groeien in liefde. Het daagt hem steeds weer uit om te kiezen voor het goede en de liefde. De doopgenade laat de christen niet zonder hulp. De monnikenvaders bieden vanuit de ervaring hun inzichten en hulpmiddelen aan. We gaan bij hen in de leer.

Gregorius van Nyssa

Jullie allen, die uzelf gelukkig prijst voor de gave van de nieuwe geboorte en die fier zijt over uw vernieuwing en uw heil, toon mij, na deze mystieke genade, de verandering bewerkt in uw zeden. Laat mij in de zuiverheid van uw leven zien hoezeer u uzelf hebt verbeterd.

We hebben absoluut een bewijs nodig om de nieuwe mens te onderkennen We hebben tekens nodig om de nieuwe mens van de oude te onderscheiden. Ziehier waarin de omvorming bestaat. Vóór de doop was de mens onmatig, gierig, hij was een dief en schold, een leugenaar en een kwaadspreker en al wat hieruit voortkomt. Nu moet hij bescheiden zijn, tevreden met wat hij bezit, gereed om te delen met de armen, bezorgd om de waarheid, respectvol voor allen, in één woord, hij moet al wat goed is behartigen.

Maximus de Belijder, uit 'de Centuriën over de liefde’: de liefde gaat uit naar allen.

Voor wie van God houdt is het onmogelijk niet van alle mensen te houden als van zichzelf. Ofschoon hij het moeilijk heeft de hartstochten van hen die nog niet gezuiverd zijn te verdragen. Daarom, als hij hun verheffing ziet, is hij blij met een overvloeiende en onuitsprekelijke vreugde.

Hij die in zijn hart een spoor van haat ziet voor een mens, wie het ook zij, voor een belediging, wat ze ook zij, is totaal vreemd aan de liefde van God. Want de liefde van God verdraagt absoluut niet de haat van de mens.

Als de liefde de naaste geen enkel kwaad berokkent, hoe zou dan hij, die zijn broeder benijdt, die bedroefd is om zijn succes, die met spot de achting die men hem toedraagt besmeurt, of die hem uit slechtheid in een valstrik lokt, niet vreemd zijn aan de liefde en niet het eeuwig oordeel riskeren?

Als de liefde de vervulling is van de wet, hoe is hij dan geen overtreder van het gebod, die boos is op zijn broeder, die kuiperijen beraamt tegen hem, die hem kwaad toewenst, die zich verheugt in zijn val? Is hij niet het eeuwig oordeel waardig?

« Terug naar het programma van Module II, jaar 2